ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 4
drijf voorkomen. Een socioloog zou hier een
boeiend onderwerp vinden.
Historische ontwikkeling
MEN is geneigd te veronderstellen dat de
weervisserij in de Oosterschelde reeds
dateert uit het grijze verleden. Dat dit
echter geenszins het geval kan zijn volgt uit
het feit, dat de weren thans staan op het ver
dronken land van het markiezaat van Bergen
op Zoom, nabij de plaats waar vroeger de
dorpjes Broecke en Creecke gelegen waren.
Dit gehele gebied is sedert 1530 in configuratie
gewijzigd. De Schelde was voordien slechts een
betrekkelijk smalle rivier welke langs Bergen
op Zoom en daarna westwaarts langs de zuid-
wal van het eiland Tholen liep. Eerst na de
Sint Elisabethvloed van 1421 voerde de Wes-
terschelde een belangrijk deel van het water
van de rivier de Schelde af, hetgeen de op
komst van de stad Antwerpen in de hand
gewerkt heeft. Op 5 november 1530 braken
als gevolg van de Sint Felixvloed de dijken
van dit gebied op tal van plaatsen. Die dijken
waren reeds lang slecht onderhouden, waaraan
de heer van Reimerswaal, die zelf op het slot
te Lodijke woonde, schuld had. De pogingen
om het land te herdijken werden teniet gedaan
door een nieuwe stormvloed in het jaar 1532.
Het stadje Reimerswaal was toen nog wel
niet verloren maar in de jaren 1552, 1557,
1561, 1563 en 1570 voltooide het water zijn
werk. Enkele vissers bleven nog tot 1631 te
Reimerswaal wonen. Thans kan men bij laag
water nog een deel van de fundamenten en
boomstompen van Reimerswaal, van Nieuw-
lande en van enkele andere verdronken dorp
jes vinden.
Uit in het archief te Bergen op Zoom aan
wezige bescheiden blijkt dat reeds spoedig na
het ontstaan van de huidige kom van de Oos
terschelde de visserij in dit gebied werd uit
geoefend, waarbij de vissers zich weinig aan
trokken van de rechten welke de Heren nog
op de ondergelopen gronden meenden te heb
ben. Zelfs nog in 1828 trachtte een van de
nakomelingen van de Heren van Reimerswaal
haar rechten op de visserij in dit gebied te
herkrijgen.
Uit de geraadpleegde archiefstukken blijkt
ook waarom het juist de Bergenaren zijn en
niet de Zeeuwen die in de weervisserij sinds
eeuwen de boventoon voeren.
De vissers van Zeeland en van Bergen op
Zoom zaten elkaar voortdurend in het vaar
water en toen „die van Reimerswaal in den
Jare 1579 van de Staaten van Zeeland een
exclusief octroy hadden weeten te obteneeren
om met seclusie van alle anderen op hun ver
dronken land te mogen visschen" beklaagde
de magistraat van Bergen op Zoom zich bij
Aartshertog Matthias van Oostenrijk en de
Prins van Oranje. Juist toen achtten de Staten
van Zeeland en de Prins van Oranje het zeer
gewenst een Staatsgarnizoen in Bergen te leg
gen, waarin de stad na lange onderhandelingen
onder zekere voorwaarden, bekend als de Sa
tisfactie van 1579, heeft toegestemd. Hierbij
werd het bovengenoemde octrooi nietig ver
klaard en verkregen de Bergenaren het recht
vrij en ongehinderd op de Schelde en het ver
dronken land te mogen vissen. Letterlijk luidt
deze passage: „Dat devoirnoemde heeren Staa
ten van Zeelant doctroy, van die van Reym-
merswale nopende 't visschen in 't verdroncken
landt geimpetreert tot beter onderhoudt van
den voirscreven garnisoene ende anderen ar
men inwoonderen der voirscreven stadt ge
lieven te houden in state ende surceantie".
Nu hadden de Bergenaren dus officieel het
recht te mogen vissen op het verdronken land.
Aanvankelijk werden hiervoor langs palen ge
spannen netten gebruikt, maar reeds vóór 1700
waren de weren in gebruik. Uit oude gilde-
brieven blijkt, dat de lastigheid van de Bergse
weervissers niet van vandaag of gisteren is,
want reeds toen werden klachten ingediend
tegen gildebroeders, die hun vloeiwaarde dus
danig hadden gestoken, dat zij anderen hin
derden.
De Zeeuwen konden er moeilijk in berusten,
dat het de Bergenaren met de weervisserij zo
voor de wind ging. De dure en gezochte ansjo
vis werd vrijwel uitsluitend nabij Bergen op
106