Van sikkel tot graantank
No. 2
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
Wanneer partijen van de diensten van
een dergelijk bureau gebruik zouden ma
ken, zou er een zekere coördinatie kunnen
worden bereikt, die er toe zou kunnen lei
den, dat er over en weer wat meer begrip
voor eikaars positie en moeilijkheden ont
staat.
Zo'n „klimaat-verbetering" is niet alleen
van belang voor agrarisch Zeeland, ook het
openbaar bestuur zou er wel bij kunnen
varen.
Dit rapport is o.a. besproken in „De Magistra
tuur" van januari en februari 1963.
2) Zie ook het „Tijdschrift voor Overheidsad
ministratie" van 2 februari 1961.
Dr. Ir. C. W. C. van Beekom
IN de ontwikkeling van het
oogsten en dorsen van
graan is duidelijk een
drietal perioden te onder
scheiden; een periode van
vele eeuwen waarbij dit met
de hand geschiedde; één tus
sen de beide Wereldoorlogen
en één vanaf de T wee de We
reldoorlog tot heden. Tot
het eind van de 19e eeuw
vond de graanoogst vrijwel
met de hand plaats. Het ge
was werd gesneden of ge
maaid met de sikkel of met
de zicht met welhaak. De
sikkel, een sterk gebogen,
spits toelopend getand mes
met houten handvat, werd
hoofdzakelijk in het zuiden
van ons land gebruikt.
In andere delen van het
land en ook wel in Zeeuwsch-
Vlaanderen was de zicht met
welhaak, een zeis met een vrij
korte steel en een haak, be
kend. De Zeeuwen noemden
dit gereedschap „pik en pik-
haak"welke benaming zijn
oorsprong vindt in Belgisch
Vlaanderen. Zowel bij het
maaien met de sikkel als met
de zicht met welhaak werd
het graan op schoven gelegd
die later met de hand werden
gebonden en aan hokken
werden geplaatst.
DE eerste wedstrijd voor graanmaaima-
chines dateert van 1875 en werd door
de Zeeuwse Landbouw Maatschappij te
Kruiningen georganiseerd. De schovenbinder
aan de graanmaaier verbonden, deed in 1878
in Zeeland zijn intrede ter gelegenheid van een
internationale wedstrijd op de hofstede „Mo-
lembaix" te Grijpskerke van 29-31 juli 1878.
In 1883 waren er 28 graanmaaiers, welk aan
tal toenam tot 38 stuks in 1904.
Na de Eerste Wereldoorlog viel een ver
snelde ontwikkeling waar te nemen. Terwijl
in het begin alleen paardebinders werden ge
bruikt, die door een groot loopwiel werden
aangedreven, kwamen later de binders met
opgebouwde motor en ten slotte de trekker
binders, waarbij de snijbreedte steeds groter
werd. In 1940 waren in Zeeland 1610 graan-
maaier-zelfbinders, terwijl dit aantal 2266 in
1950 bedroeg.
D E mechanisatie van het dorsen dateert
van het midden van de 19e eeuw.
Daarvoor vond dit op zeer uiteen
lopende wijze in handwerk plaats. De oudste
vorm van dorsen vormt het gebruik van stok
ken; later kwam de dorsvlegel of misschien
de geselsteen een schuinstaande zware steen
of ijzeren plaat waarop de tarwe werd uit
geslagen.
57