Notities over grondprijzen en grondkosten No. 2 ZEEUWS TIJDSCHRIFT De ontwikkeling van de grondprijzen schept overal, ook in Zeeland, grote pro blemen. We kunnen wat ons gewest aan gaat wel vaststellen, dat die ontwikkeling niet alleen een gevolg is van de niet-ver- lenging van de wet op de vervreemding van landbouwgronden: zij was al veel eer der aan de gang. Zij houdt verband met de omstandig heid, dat bepaalde streken van Zee land ik denk hierbij in het bij zonder aan Wal cheren één groot recreatiege bied aan het worden zijn. Het behoeft wel geen betoog, dat een verdergaande stijging van de prijzen van de ruwe grond de gemeentebesturen, die toch al vaak moeite hebben tot een slui tende grond-exploitatie te komen, voor grote moeilijkheden plaatst. Dat geldt ook voor het college van Gedeputeerde Staten, dat raadsbesluiten op dit terrein moet be oordelen. Aangezien er t.a.v. de grondpolitiek van de gemeenten nogal wat misverstanden circuleren, schijnt het passend aan deze problematiek enkele beschouwingen te wijden. Het is bekend, dat het standpunt van de grondeigenaren en -gebruikers enerzijds en dat van de gemeentebesturen aan de an dere kant niet helemaal (of helemaal niet?) parallel lopen. De eerste categorie is ge neigd te denken, dat de gemeenten er op uit zijn de grond zo goedkoop mogelijk te verwerven om ze straks bouwrijp zo duur mogelijk van de hand te doen. Bij de gemeenten heerst er verontrusting over de jongste ontwikkeling, omdat men op basis van een behoorlijke kostprijsberekening (d.w.z. een op de realiteit berustende be cijfering ZONDER WINST!) tot zulke grond prijzen komt, dat de vraag gewettigd is, of de grond nog wel verkoopbaar is. Verder ligt er dan nog het probleem van de grond kosten van de z.g. woningwetwoningen. Het is wel duidelijk, dat het rijk, dat jaarlijks bijdragen verleent in het exploitatie-tekort van dergelijke woningen, bij de vaststelling van de grondkosten wel moet uitgaan van een bepaalde limiet. De regering is voor de geschetste moei lijkheden niet blind gebleven, wat o.m. blijkt uit de instelling in 1961 van een com missie onder voorzitterschap van mr. C. Th. E. graaf van Lynden van Sandenburg, com missaris van de Koningin in Utrecht, welke commissie van de minister van volkshuis vesting en bouwnijverheid o.a. de opdracht kreeg een overzicht samen te stellen van de factoren, die de prijsvorming t.a.v. bouw grond bepalen en na te gaan, welke invloed die factoren op de prijsvorming kunnen hebben We kunnen niet zeggen, dat de commissie er gras over heeft laten groeien, want zij zag kans al in de loop van 1962 een rapport het licht te doen zien. Als een positief resul taat van haar arbeid ziet zij de VERKLA RING van de stijging van de grondkosten. Deze stijging, die naar haar mening nog wel zal doorwerken, acht de commissie niet verontrustend. Of deze conclusie overal zal worden onderschreven, moet intussen wel worden betwijfeld. Uit het rapport blijkt ook duidelijk, dat de gemeentebesturen geen winst maken bij de exploitatie van bouwgrond. Het tegen- Rond griffie en secretarie door Mr. L.A.v. Splunder

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1963 | | pagina 23