No. 5 ZEEUWS TIJDSCHRIFT conservatisme, sociaal conformisme, fatalisme en onverwoestbaar realisme. De historische lotsbestemming heeft van die hard-labeurende boeren zeer vroeg in de geschiedenis van West- Europa stedelingen, gemeentenaren gemaakt: handelaars, schippers, voerlieden, wevers, am bachtslieden, industrie-arbeiders, kunstenaars. Oost-Vlaanderen is daardoor van in de Mid deleeuwen een land van al of niet omwalde en ommuurde nijverheidssteden en stadjes gewor den! Gent op de samenvloeiïng van Leie en Schelde, Deinze op de Leie, Oudenaarde op de Schelde, Geraardsbergen, Ninove, Aalst, Dendermonde op de Dender. Te midden van natuurlijke landbouwstreken zijn industrieële centra ontstaan: Lokeren en St. Niklaas in het Land van Waas, Eeklo in het Meetjesland, Ronse in de Vlaamse Ardennen. De blote op somming dezer Oost-Vlaamse landschappen Oost-Vlaanderen is één der meest bevolkte provincies van België met 1.231.328 inwoners ontrolt voor het geestesoog de diversiteit van het Oost-Vlaamse natuurschoon, een mi- crocosmos van laag tot hoog, van vlakte tot heuvellandschap, van polder, dorre zandgrond tot malse klei. De Schelde vormt de voor tus sen hoog- en laagland, tussen de klei van het Zuiden en het zand van het Noorden. Bewesten de uit het Zuiden kronkelende Leie en Schelde ligt het houtland, waar zich eertijds het Vlaamse Woud in de as van de huidige grens tussen Oost- en West-Vlaande- ren uitstrekte. Het beboste Meetjesland werd door arme zandboeren met noeste vlijt gerooid en gewonnen op dat bosland „zonder genade", dat tot de 19e eeuw bewoond werd door een achterlijk, armoedig, doch vrijgevochten volk je: de Boskerels. Zij waren het, die vroeger met brandhout en bezems tot Gent afzakten om er met leuren een stuivertje te verdienen. Het Land van Waas, waarvan de naam de drabbige bevloeiïng door Schelde- en Durme- water bewijst, is reeds vroeg in de Middeleeu wen de tuin van Vlaanderen geworden. De dichter van Van den Vos Reinaerde looft het immers als het „soete W aesland" Beide streken grensden noordwaarts aan de Polders, het Land der dijken en der waterin gen, door de lckebroeders der Gentse abdijen van St. Pieters en St. Baafs ontgonnen en ver pacht aan de ingelanden, de stamvaders dier machtige boerengeslachten, die we als Polder herenboeren kennen. Bezuiden de Opperschel- de tussen de Neerschelde en de Dender woont sedert eeuwen een tweede herenboerenras, wel niet zo eigenmachtig als het bovengenoemde, maar uit hun besloten hofsteden met monu mentale poort neerkijkend op de zandkrabbers van het Noorden. Boeren zijn trots op de vruchtbaarheid en de uitgestrektheid van hun akkers en meersen, op de omvang van hun oogst, op de opbrengst van hun boomgaarden, op de kwaliteit van hun vee, op de stamboom van hun paarden, gerechtvaardigde fierheid, die wel eens omslaat in een meerwaardigheids- besef, in de vertoon- en pochzucht van de parvenu, van de Baas Ganzendonck, zoals Hendrik Conscience ons hem zo onvergetelijk heeft getypeerd. Hoogmoed en verwaandheid staan dan ook aan het hoofd van de boeren- ondeugden boven ruwheid en plompheid, kop pigheid en gierigheid. En de stedelingen, de poorters, waren in het geheel niet beter. Hoe voelden de Gentenaars, die zich graag als „Heren" lieten betitelen, zich niet gegriefd toen Keizer Karei ze tot bastdragers verneder de, wat hen de spotnaam bezorgde van strop dragers of stroppenf Tegen de zienswijze in van de Oud-Senaatsvoorzitter Senator H. Rollin als spreker op een banket van hoog geplaatste Gentenaars te Brussel, onlangs ten huize van de huidige Senaatsvoorzitter, Zijne Excellentie P. Struye, gehouden die even als wij geboren Gentenaars zijn, geloof ik niet dat nederigheid de miskende hoofddeugd van het volk van Artevelde is. De Gentenaars zijn fier en dat zijn de Oost-Vlamingen in het al gemeen, fier over hun historisch verleden, hun monumenten, hun prestaties als producenten, als zakenlui, als fabrikanten, over hun capa citeiten als eters, drinkers en rokers, in velo- koers, roeisport of voetbal. 97

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 5