No. 4 ZEEUWS TIJDSCHRIFT en vertoont geen sporen van afslijting door schuren tegen het zand of botsen tegen andere stenen. Ook is hij niet gevonden in een afzet ting uit stromend water. Wij mogen dus gerust aannemen, dat inderdaad een man zijn bijl hier ter plaatse verloren heeft. Woonde hij met vrouw en kinderen hier in de buurt? Of trok hij door een eenzame streek, verdwaald mis schien? Welk landschap zag hij om zich heen? De Schelde in het tegenwoordige België had toen in hoofdzaak dezelfde loop als tegen woordig en door de lager gelegen landen baande ook toen deze rivier zich een weg naar zee. Hoe deze weg liep, weet niemand; zeker niet zoals nu, maar ongetwijfeld door het tegenwoordige Zeeland. Het landschap was hier vlak; bergen of heuvels waren hier toen evenmin als nu. Het land was dicht begroeid. Dit maken wij op uit de dikke veenlagen, die uit het toenmalige plantendek ontstaan zijn. Om enig vermoeden te krijgen over de drager van de bijl, gaan wij na, op welke plaatsen van Europa bijlen van dezelfde grondstof, vorm en maaksel vervaardigde en gebruikt zijn. Onze bijlkling is, wat de archaeologen een „losse vondst" noemen, d.w.z. hij is gevonden zonder enig verband met andere sporen van gelijktijdige menselijke werkzaamheid en be schaving. Op vele andere plaatsen heeft men soortgelijke bijlen aangetroffen in een geheel complex van bewoningsresten, die ons enig in zicht geven in de levenswijze der toenmalige bewoners. Het blijkt dan, dat geslepen stenen bijlen toebehoord hebben aan mensen, die landbouw en veeteelt beoefenden en aarde werk vormden en bakten, maar nog geen metalen voorwerpen gebruikten en geen schrift kenden. Men noemt dit stadium van bescha ving ncolithisch (in tegenstelling tot palaeo- lithische beschavingen, waarin evenmin metaal gebruikt, maar ook geen landbouw en veeteelt beoefend en geen aardewerk gebruikt werd). Teen Europeanen Nieuw Guinea leerden ken nen, hadden sommige stammen daar een neoli- thische beschaving. Dit voorbeeld bewijst dui delijk, dat een neolithische beschaving gelijk tijdig zijn kan met meer gecompliceerde bescha vingen elders en dat neolithisch dus geen tijds bepaling is. De grondstof, vuursteen of silex van lichtgrijze kleur, komt als afgeronde stenen voor in krijtrotsen. Uit het zachte krijt- gesteente kunnen de vuurstenen met primitieve werktuigen losgehakt worden. Oude mijn schachten, waaruit vuursteen gewonnen werd in tijden, toen men er bijlen en pijlpunten van maakte, zijn gevonden in Nederland (Schone Grub bij Ryckholt, Zuid-Limburg), België (omgeving van Bergen, Henegouwen en West van Luik), in Midden-Frankrijk (Le Grand Pressigny, Z. van Tours) en in Zuid-Engeland en Norfolk. De werktuigen, die men in deze primitieve mijnbedrijven gebruikte, bestonden uit hertshoorn en vuursteen. Bijlklingen van PROBLEEM Vannacht vroeg de Poes: zeg, wat is toch Den Haag? Waarom ligt me die klank toch zo zwaar op de maag? Ik zei: Poes, dat is 't potlood, dat soms zomaar schrapt, 't Is de hand, die soms plots je de levensdraad knapt. Hm, kwam ze, je antwoord is rijkelijk vaag, Is het nu een godin, of wel is het een plaag? Ik zei: Poesje, dat is ook voor mij juist de vraag. 81

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 11