Het regionalisme ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 3 door Air J. Linthorst Homan IJ zouden er lang over kun nen praten, of het verstan dig is, alle stromingen in ons maatschappelijk leven van een naam te voorzien. Er is veel vóór te zeggen, want wij moeten werken met vaste principes en slechts op die wijze kunnen zowel de discussie als het prak tische werk stabiele lijnen vertonen. Maar er is ook wel een en ander tegen, omdat er steeds het gevaar dreigt, dat aldus te zware principes worden gesteld en het onderwerp buiten zijn proporties wordt gebracht. Wellicht is het het beste, dat ik het verzoek der redactie om een artikel over het regiona lisme zo beantwoord, dat ik poog in kort bestek verschillende der voornaamste trekken te schetsen, zodat de lezers een houvast kunnen vinden voor eigen verdere uitwerking. of bestrijding. Principieel behoort de stroming van het regionalisme tot de rubriek van het federa lisme, tot het beginsel der zelfverantwoorde lijkheid der eenheden in het maatschappelijke bestel. De Katholiek zal het benaderen langs zijn „subsidiariteitsbeginsel": aan de kleinere eenheden moet datgene worden overgelaten, wat zij beter of even goed kunnen volbrengen als de grotere. In Calvinistische vertogen zal de „souvereiniteit in eigen kring" naar voren komen. Het is het eeuwige probleem van de verhouding tussen klein en groot, tussen enkeling en gemeenschap, het vraagstuk van de nevenschikking, in tegenstelling tot de onderschikking, van de samenwerking in tegenstelling tot het bevel, van decentralisatie tegenover centralisme. Het is noodzakelijk hierbij twee algemene opmerkingen te maken. In de eerste plaats moeten wij goed voor ogen houden, dat in de problemen van de ge noemde maatschappelijke verhoudingen nim mer een vast rustpunt zal kunnen worden ge vonden, dat er niet één vast recept is, dat overal en altijd geldt. Er is immers steeds wisselwerking, steeds een elkaar-opvolgen van het één en het ander. In sommige omstandig heden zal een streven naar vastere binding, naar sterkere centralisatie, althans concen tratie, noodzakelijk zijn; dat doet zich ge woonlijk in een volk voor in tijden van nood en bedreiging der hoogste waarden, van buiten of van binnen. Maar in andere omstandig heden is het geboden, te streven naar meer zelfstandigheid der samenstellende delen, groot en klein, binnen het geheel. Wie de geschie denis van het federalisme bestudeert, in welk volk en welk historisch tijdperk dan ook, zal tot de conclusie komen dat juist deze steeds voortdurende wisselwerking, dit wederzijds elkaar beïnvloeden en uitlokken, de grote rijk heid van ons vraagstuk zo aantrekkelijk maakt: nimmer is er stilstand, altijd leven en beweging. Het is wel eens vergeleken met de bewegingen van het hart: wanneer het rhythme van inkrimping en uitzetting stilstaat, is er geen leven meer. In de tweede plaats moeten wij bij alle principiële discussie, en ook bij het praktische werk wel bedenken, dat wij steeds moeten rekening houden met de ontwikkeling van het menselijk werk en zijn mogelijkheden. In onze generaties der technische revolutie ligt menig punt anders dan het lag in het tijdvak van voordien: menig probleem moet nu anders worden behandeld dan toen het moderne ver keer en de verdere moderne techniek het leven van elke dag nog niet hadden beïnvloed. Vatten wij het vraagstuk zo op, dan komen wij reeds dadelijk tot de conclusie, dat het 54

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1952 | | pagina 8