ZEEUWS TIJDSCHRIFT
No. 3
en het juist zo moeilijk is, ons regionalisme te
formuleren en in programma's samen te
vatten.
Dit laatste bemerkten wij destijds, toen wij
in de eerste jaren na de bevrijding in ge
regelde contacten tussen de regionalisten uit
alle gewesten steeds dieper in het vraagstuk
ons inwerkten en uiteindelijk kwamen tot een
serie punten, welke wij ons voor ogen wilden
houden. Toen bleek alras, dat de situatie, zo
wel historisch als sociaal-cultureel en ook
emotioneel in de verschillende delen des lands
geheel verschillend ligt. Ik zou dat contact
1945 1948 niet graag hebben gemist, doch ik
blijf dankbaar dat er bij allen het besef be
stond, dat wij niet tot een „beweging" moesten
komen, omdat dan de zaak van elk gewest zélf
schade zou lijden. Die zaak moet aan elk ge
bied zelf worden overgelaten. Het enige dat
concreet mogelijk en nuttig bleek te zijn, was
het aangeven van een paar hoofdpunten voor
de komende Grondwets- en Wetsherzieningen,
waaraan dan ook in menige provincie sinds
dien al of niet met Overheidsmedewerking, is
gearbeid.
■ïr
Tot slot van deze zeer algemeen gehouden
opmerkingen nog dit: een gezond regionalisme
als basis en tevens als uiting van fris leven in het
betrokken gebied is een stuk volks-democratie
in de beste zin des woords. Want het beduidt
een zelf-werkzaamheid in onderling „eigen"
overleg, zonder hetwelk democratie slechts hol
zou zijn. Daarom is het regionalisme in de
diverse delen van West-Europa méér dan een
uitleven van oude ressentimenten tegen de
nationale hoofdsteden. Ja, het moet boven
oude gevoeligheden uitstijgen, wil het waarlijk
goede vruchten dragen. Hoe begrijpelijk in
Bretagne het verzet tegen Parijs moge zijn
ook daarover bestaan series boeken of hoe
zeer Londen of Den Haag of Brussel fouten
mogen hebben gemaakt, ons aller taak is er
een van positieve opbouw, bewijzen door de
daad dat er alle reden is om aan het gebied
zelf de eigen verantwoordelijkheid toe te ver
trouwen, omdat op die wijze goed werk zal
kunnen geschieden, dat geen afbreuk maar
steun is voor de samenhang van het geheel.
Niet ten onrechte spreekt de regionalistische
literatuur van „faire la démocratie".
Bij dit alles bedenkt de regionalist, dat de
gemeenschap in zijn gebied slechts een middel
is, om hogere waarden tot haar recht te doen
komen. Niet „Zeeland" of „Drente" of „Fries
land" of „Groningen" is de oplossing. De op
lossing, voorzoverre die er ooit kan zijn, is zó
te werken, dat in het „eigen" gebied iets
eigen's wordt gehandhaafd of geschapen, dat
past in moderne tijden, dat openstaat voor de
inkomende vreemdeling, en dat de vaste waar
borgen biedt dat de hoogste goederen van
Geloof en ideaal door ieder op zijn wijze
kunnen worden beleden en waar mogelijk bij
gedragen.
■ïf
Ook in Nederland, gelijk elders, is dit com
plex in volle ontwikkeling. Gelijk in het zich
veranderende dorp der technische tijden ge
zocht wordt naar een nieuwe dorpsgemeen
schap, waar de oude voorbij is; gelijk in
menige streek, in oude of in nieuwe polders,
of waar dan ook, gezocht wordt naar de ont
vouwing van goede mogelijkheden voor het
welzijn en het gelijk der bewoners; gelijk de
regionalistische stroming onzer „buitenge
westen" zelfs aanstekelijk werkt in ons westen;
zo is er bij alle werkers voor de Westeuropese
zaak het besef, dat naarmate engere samen
hang van ons Westen noodzakelijk is, en de
technische revolutie vele diensten over groter
gebied doet werken dan weleer, naar die zelfde
mate de strijd om het karakter der onderdelen,
klein en groot, niet een „lastig" ding is, dat
moet worden tegengegaan, doch juist de
onderbouw moet komen verschaffen, waarop
de zwakke mensheid haar pogingen tot een
betere samenleving kan voortzetten.
De streek-verantwoordelijkheid is dus wel
héél groot, juist nu!
56