No. i
ZEEUWS TIJDSCHRIFT
waren taai en ze werkten. Ze werkten en
vrekten, cent bij cent, en na jaren en jaren zor
gelijk schrapen pachtten ze een stukje grond
en werkten daar 's avonds, 's nachts desnoods,
er was een smalle spleet gekomen in de gladde
bergwand hunner horigheid en ze wrikten en
pijnden haar langzaam verder. Ze klemden
zich vast aan hun beginnend bezit en hesen
zich langzaam en moeilijk omhoog. Ze werk
ten. Toen kwamen er grote tarwejaren, dat de
boeren grof verdienden en de boerinnen gingen
stijf van 't goud. Maar zij werkten en zagen
niet op of om, alleen bracht Vader nu af en
toe geld weg, naar de Notaris, de grote Heer
in Middelburg. Er werd bijgepacht en straffer
nog neep Vaders gierigheid, schrieler nog
scherpten ze zich hun ontzeggingen aan, want
ze wilden kopen nu. Eigen land! Toen maakte
de grote Notaris een eind aan zijn leven en
aan zijn zaken meteen, het gewone geval.
Misschien was er nog wat te redden geweest,
maar Vader Geerse had nooit een quitantie
gekregen, hoe zou hij daar ooit om hebben
kunnen vragen? Er was geen enkel bewijs en
ze konden van voren af aan beginnen, de
Geerse's. Misschien, dat ze toen, voor het
eerst, even hebben opgezien.
We hebben wel eens méér opgekeken, na
dien, ander bloed doet dat soms ook
bracht een andere tijd weer andere figuren,
maar het oude thema keert nog altijd terug,
met een fatale hardnekkigheid, en zó slim kan
een Geerse niet geworden zijn, of altijd blijkt
hij juist één slag achter, zó sterk kan hij niet
zijn, of op het kritieke moment ontwijkt hij
en laat los. Werken, ja, dat kunnen we; de
blinde werkdrift, die een Moe-Ma als in een
ban deed voortsjouwen, ook toen ze stijf en
krom was van de rheumatiek, diezelfde stage
werkdrift is het, waarom de Geerse's zulke
goede ambtenaren zijn; je kunt ze overal in
Holland vinden, degelijke, harde werkers en
prettig plooibaar tegelijk, lastig om promotie
zijn ze ook al niet, maar in de topleiding zul
je ze vrijwel nooit vinden hun plaats is in
het secretariaat en bij de uitvoering. En waar
is de Zeeuwse frondeur? 2). De eerste Zeeuwse
socialisten, Tak en de Jonge heetten ze, géén
Geerse. Neen, laat ons maar werken, dat doen
we graag en goed, maar quitanties vragen, dat
kunnen we niet 3). Zeker, daar mag een be
paalde bijbelse eenvoud bij in het spel geweest
zijn, maar laten we ons niets wijs maken, de
grond was zwakheid. De fundamentele zwak
heid van de Geerse, de zwakheid van zijn
bloed, die zwakheid, waarom we hem soms
zo haten. Die weerloosheid, die onnozelheid,
die argeloosheid bij al zijn slimheid, zeker, het
kan heel beminnelijk zijn, maar het is in de
grond niet dan zwakheid, een zwakheid, die
zich altijd weer opnieuw laat duperen en met
open ogen soms, die altijd weer open ligt voor
iedere exploitatie en iedere kwade trouw. Die
wijkt en toegeeft lang reeds vóór het hoeft,
die zwakheid is het, die je driftig maakt om
te zeggen: sla dan toch, verwéér je, bijt, lieg,
laster, bedrieg terug en betaal met gelijke
munt! Maar altijd eindigt het dan weer met
het verdrietig verwijt: maar dat kun je immers
niet. Het is de zwakheid, die geen „neen" zeg-
Eén schitterende exceptie: Caland van het Ca-
landmonument, die een arm Westkappels jongetje
is geweest. Maar een exceptie is het toch weer niet,
want onder Westkappelaars zijn er zo geen Geerse's.
Dat is ander bloed!
2) Opnieuw een eresaluut aan Westkappel! Waarom
de dragonders op Walcheren moesten komen en hoe
Westkappel aan zijn marechaussee kwam, zal hierna
uit de doeken gedaan worden. Maar géén Geerse, die
daaraan part of deel had.
3) Het „goede vertrouwen" van de oude Geerse was
geen exceptie. Nog in schrijvers jeugd plachten som
mige kleine Geerse's en Geerse-achtigen hun spaar
duitjes te brengen bij een stads winkelier, die een
vóórman in zijn politieke partij was. Van quitanties
was dikwijls geen sprake. Hier ging het goed omdat
de winkelier een strikt man was. Maar de doezeligheid
van de kleine Geerse was dezelfde en uit precies de
zelfde psychische trek is het, dat hij zich geen Geertse
noemen kon. Misschien zal men hiertegen inbrengen,
dat het nu toch wat al te subtiel wordt, Geerse is im
mers eenvoudig dialect en daarmee uit. Maar dialect is
geen toeval, het is de uitdrukking van een psychische
gesteldheid
3