Zeeuwse kroniek No. i ZEEUWS TIJDSCHRIFT Met haer vergulde horens aen En hondertduizent starren. Uit de gedichten „Bij het graf van Lucia" en „Klagt en wensch" 12) blijkt enige imitatie van de Engelse dichter Young, van wiens zeer uitvoerig gedicht The Complaint or Night- thoughts Lublink de Jonge in 1766 een ver taling gaf (1785 herdrukt) die graag werd ge lezen. („Nachtgedachten over het Leven. uit het Engelsch van den beroemden Dr. Ed ward Young overgezet") ls). In de trant van Bellamy (Zelandus) zijn verschillende van zijn vaderlandse zangen o.a. „Wapenkreet aan de Zeeuwen" 14) en „Aan de Voorstanders der Vrijheid", 15) dat hij tekende met J. F. Flandrus. Voor onze oren opgeschroefd en brallend verheven, evenals enkele gedichten, die hij maakte als patriot, een periode, waarvan de verzamelaar in 1856 zacht verwijtend zegt: „Hoe velen zijn niet medegesleept door den tuimelgeest der eeuw!" Zijn vrienden, kennissen en streekgenoten zullen hem niet in de laatste plaats gewaar deerd hebben als gelegenheidsdichter: in dagen van vreugde of rouw, maar ook, als b.v. een nieuw schoolgebouw in Schoondijke in gebruik werd genomen 16), als door de Commissie van Landbouw in Zeeland ere medailles uitgereikt werden 17), als hij zich tot de Leden der Maatschappij van Landbouw en Veeteelt in Zeeland bij een algemene ver gadering richtte 1S), terwijl hij als stichtelijk dichter tere snaren wist te roeren, uitingen van zijn religieus gestemd gemoed. Hoe ver die waardernig kon gaan, blijkt uit het feit, dat Faro zijn verzen soms buiten zijn weten letterlijk afgedrukt vond in tijd schriften met. een andere naam er on der! ,9) Faro heeft geleefd in een tijd, dat het grote publiek poëzie hoger schatte dan thans; ze werd althans toen naar verhouding veel meer beoefend (in 1828 verschenen 114(1) dicht bundels) 20). En zo vond hij in het destijds zo geïsoleerde Land van Cadzand het geestelijk klimaat gunstig om hem a.h.w. zijn sociale functie van dichter naar behoren te doen ver vullen, terwijl hij af en toe met zijn dicht regels boven gerijmel uitkwam. Terneuzen. Dr. J. WESSELING 3) Vgl. P. J. Meertens en Jan H. de Groot „De Lof van den Boer" (1942). 2) Kalff noemt in zijn Gesch. der Nederl. Letterk. V, 468 Cornells Maertsz uit Hoogkarspel, een 17- eeuwse boer en verzenmaker. 3) P. J. Bonman Gesch. v. d. Zeeuwsche Land bouw enz., jr. 72. 4) Bonman389. 5) F. Nagtglas Levensberichten van Zeeuwen I, 207. G) Nagelaten gedichten, 20. 7) id. 22. 8) id. 154. 9) id. 157. 10) id. 49. n) id. 53. 12) id. 126, 133, vgl. pag. XII. 13) Kalff VI, 9. 14) Nagelaten gedichten, 224. 15) id. 291. 16) id. 230, 17) id. 243. 38) id. 356. id. VII. 20) J. H. J. Willems Joh. Petrns Hazebroek, 24. Over de regionale pers Het is niet de bedoeling van deze rubriek om te zedemeesteren, wel om bepaalde ge dachten te stimuleren, waar ons gewest zijn voordeel mee kan doen. Een goede regionale pers is van een on schatbare waarde voor het volk, dat door haar gevoed wordt. De eisen die we aan pro vinciale en regionale kranten stellen, wijken vanzelfsprekend af van de structuur, die een landelijk blad dient te bezitten. De provinciale krant betekent voor zeer veel gezinnen de enige lectuur, die geregeld gelezen wordt. Slechts de ontwikkelden hebben daarnaast nog een „grote" krant, die 23

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 25