ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 Grauwe klauwier zonder gevaar van eieren stuk trappen, buiten het pad kon lopen. In de voorzomer is het er dan ook vol leven en vertier: kieviten, tureluurs, wulpen, grutto's vliegen dan rond en vervullen de lucht van hun welluidend geroep. Voor de leek is het moeilijk om elke roep apart te onderscheiden. En welk een prachtig vliegvertoon, als men door de ruigte loopt! De vogels achten hun nesten in gevaar en trachten de belagers door luid geroep weg te lokken, ze zwieren om ons hoofd, duiken in het gras, en maken zelfs duikvluchten naar de indringers, waarbij ze soms vlak over ons hoofd scheren. Naast deze broedvogels komen ook de vissers, die vaak op grote afstand hun nest hebben: kluten en reigers. In de duinen vinden we bijna steeds de grauwe klauwier, kneu, paapje en roodstaarttapuit. In de Belgi sche duinen nestelde lange tijd de zeldzame duinpieper. Die grauwe klauwier is een minia tuur roofvogel met zijn scherpgepunte snavel. Hij heeft de gewoonte kleine dieren, kevers, jonge vogeltjes en kikkertjes op de doorns van de duindoorn te prikken. Bijna steeds kan men zulke opgeprikte diertjes vinden. In de winter vinden veel trekvogels uit Noordelijker streken beschutting en voedsel in het Zwin, o.a. de mooie wit met lichtbruine sneeuwgors, het fratertje en verschillende eenden. Nog een merkwaardigheid van het Zwin moge hier vermeld worden en wel zijn rijk dom aan fossiele schelpen, vooral geweldige oesterschelpen, vaak heel dik en duidelijk ge laagd, van bijnfc zwart tot wit en de grote hartschelp. Vaak zijn deze fossiele schelpen aangetast door de boorspons, die er een groot aantal gaatjes in geboord heeft, soms in figuren, die sterk aan mensenwerk doen denken. Deze schelpen zijn deels uit het ter tiaire tijdperk en dus duizenden jaren oud. Voor de geduldige zoeker is er op het gebied van fossiele schelpen veel moois te vinden. Dit artikel tracht niet een inventarisatie van de flora en fauna van het Zwingebied te zijn, het wil slechts belangstelling wekken voor een prachtig en interessant stukje Zeeland, waar nog die heerlijke rust heerst, die op zovele plaatsen volkomen zoek is; er is rust en schoonheid, als het „schorre" bloeit, rust en schoonheid, als het Zwin één grote water vlakte is, rust en schoonheid, als de onder gaande zon zijn laatste stralen een gouden rand langs de duinen laat tekenen, de scheper zijn kudde langzaam huiswaarts drijft tussen de smalle kreken, als een meeuw even de stilte accentueert door zijn klagende roep. ALB. HOOLHORST Rectificatie In het slot van het artikel over Boerderij namen op Tholen in de 2e aflevering van ons Tijdschrift dient de eerste regel van de 3e ali nea gelezen te worden als volgt: „Zwaanhoef" (M. M. van de Vate) wordt in Verder is de „Hoeve Elisabeth" niet ge noemd naar de echtgenote van de huidige be woner, doch naar de echtgenote van de voor malige ambachtsheer van Poortvliet, Tak van Poortvliet, aan welke familie de boerderij inmiddels werd verkocht. 88

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 18