ZEEUWS TIJDSCHRIFT No. 4 verschillende organisaties bijeen, om bepaalde landbouwproblemen te bespreken. Een nog veel zwaardere tijd zou moeten aanbreken voor en aleer uit het incidentele overleg een blijvende samenwerking tussen de boeren-or- ganisaties zou voortvloeien en deze kwam al heel spoedig n.l. de Duitse bezetting en wat hiermede verband hield. Na de bezetting van ons land zetten de or ganisaties zo goed mogelijk hun arbeid voort, maar lang zou dit niet duren. Na de gebrui kelijke moeilijkheden met de bezettende over heid, maar meer nog met hun Nederlandse handlangers, werd op 23 October 1941 door de Rijkscommissaris voor de bezette Neder landse gebieden ingesteld „De Nederlandse Landstand", een onder staatstoezicht staand orgaan met verordenende bevoegdheid, be doeld als een landelijke beroepsstand, „van het tot zelfbewustzijn gekomen hoerendom". Het was onnodig zich voor de Landstand als lid aan te melden, men was lid omdat men het landbouw-, tuinbouw- of visserijbedrijf uit oefende en daardoor verplicht een vastgestelde contributie te betalen. Het overgrote deel van de Zeeuwse boeren en tuinders wenste deze opgedrongen caricatuur van een boerenorga- nisatie niet te aanvaarden en weigerde aan de Landstand mede te werken of de contribu tie te betalen, ondanks dreigementen. De grootste landbouworganisaties in Zeeland, werden wat men noemde „opgelost in de Landstand", een overigens niet zo heel gekke uitdrukking, want toen na de bevrijding het oplosmiddel was vervluchtigd, kwamen de or ganisaties, zij het dan ook duchtig gehavend, er weer uit te voorschijn. Veel heeft deze Landstand, die trouwens ook bij vele Duitsers niet gezien was, niet kun nen doen of het moet dan zijn de verdedigers van de Nederlandse zaak voor de voeten te lopen. Het Landbouwhuis te Goes, de zetel van de Z.L.M., werd met alles wat er in was door de Landstand in beslag genomen. De ambtenaren der Z.L.M. weigerden in dienst van de Landstand te treden en zochten elders onderdak. Zoals er landelijk een boerenleider aan het hoofd stond van deze instelling, kende men in de provincies een provinciale boeren leider met in de dorpen dorps-boerenleiders. Dat al deze leiders nationaal-socialisten wa ren of met hun denkbeelden sympathiseerden, spreekt vanzelf. Hoe het de Landstand gedurende en na de bezetting is gegaan, gaan we stilzwijgend voorbij, alleen willen we opmerken, dat deze instelling na de bevrijding op aandrang van de landbouw zelf volkomen werd geliqui deerd, doch dat soortgelijke organisaties voor het overige bedrijfsleven, nl. van de organi satie-commissie Woltersom, na de bevrijding niet alleen werden gehandhaafd, maar zelfs thans nog niet geheel verdwenen zijn. Belangrijker is om eens na te gaan hoe het de organisatie van de landbouw is gegaan na de bevrijding, toen men daar voor een geheel nieuwe toestand kwam te staan. De meeste organisaties waren opgeheven, hun bezittin gen in beslag genomen, het ledenregister was geheel in de war en van sommige bestuurs leden stond wel vast, dat zij op grond van hun houding gedurende de bezetting, niet in enige landbouworganisatie zouden terugkeren. Velen, ook in Zeeland, en in het bijzonder de vroegere leden der algemene landbouworga nisatie, meenden, dat thans de tijd was aange broken om te komen tot één boerenorganisatie in elke provincie, waardoor deze organisatie niet alleen veel krachtiger zou worden dan voor de oorlog, maar tevens aan invloed zou winnen en verspilling van krachten kon worden voorkomen. Het was dezelfde ge dachte die bij vele andere bevolkingsgroepen leefde en gebaseerd was op de geest van sa menwerking tijdens de bezetting in het ge meenschappelijk verzet tegen de vijand. Reeds vrij spoedig na de bevrijding van het Zuiden werd in Zeeland een commissie ge vormd waarin vertegenwoordigers van vrij wel alle vroegere landbouworganisaties zitting namen, om na te gaan hoe de organisatie der 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeeuws Tijdschrift | 1951 | | pagina 12