v.vi Een estuarium ontleent zijn grote natuurwaarde aan het getij, dat twee keer per etmaal naar binnen en naar buiten stroomt. Zeewater en ri vierwater mengen zich met elkaar en dat leidt tot een zeer dynamisch systeem met vele overgangen tussen zout en zoet, nat en droog, diep en ondiep, wild en rustig water. Diepe geulen en nevengeulen worden afgewisseld door platen en slikken die tweemaal per dag droogvallen en weer nat worden, een eldorado voor schelpdieren, wurmen en allerlei ander bodemleven. Die intergetijdengebieden zoals de platen, slikken en schorren, zijn de ecologische motor, de longen van het systeem, want daar zoeken vogels en vissen naar voedsel. En daar komt de zeehond dan weer op af. Maar laten we onszelf niet vergeten: de mens staat bovenaan deze voedselketen. Zeeuwen en Vlamingen eten graag vis en schelpdieren, zeekraal en zee-aster (lamsoor), allemaal producten uit het estuarium. Hogerop - aan de randen en in de luwe inhammen - liggen de schorren die af en toe overstromen. Ze vormen de groene zoom en beschermen de dijken tegen hoge golven. En van die prachtige natuur en het landschap kun je als mens intens genieten: het licht, de weidsheid, de vogels, de zeehonden, de nooit aflatende beweging van het water. De Westerschelde is zo'n estuarium en de mens heeft er al eeuwen aan gesleuteld. Sinds de Middeleeuwen is er aan alle kanten ingepolderd. In de laatste tweehonderd jaar zijn meer dan 15.000 hectare schorren, slik ken en ondiep water ingepolderd, meestal voor de landbouw. De laatste inpolderingen zijn-alsje op een geologische tijdschaal kijkt - pas een paar seconden geleden gerealiseerd. Neem de Braakman, een heuse zeearm van de Westerschelde die in 1952 werd afgedamd (de arm die door de bovengenoemde patiënt wordt gemist). De Hellegatspolder verder naar het oosten in Zeeuws-Vlaanderen is van 1928. Het prachtige schorren en slikkengebied van het Sloe moest in de jaren zestig plaatsmaken voor een zeehaven. Na 1960 werd er nog eens vijftienhonderd hectare inge polderd, onder andere het uitgebreide gebied bij Ossendrecht, tegenover Saeftinge aan de Brabantse oever. Daarmee is de speel- of ademruimte voor de natuur enorm afgenomen. De patiënt leeft op één long. Een andere ingreep is de verdieping voor de scheepvaart naar Antwerpen. Begin jaren zeventig is de scheepvaartgeul vier tot zeven meter onder de natuurlijke diepte uitgebaggerd. Daarmee zijn we veroordeeld tot levens lang baggeren, want de natuur wil die te diepe geulen weer terugbren gen tot hun oorspronkelijke diepte. Het opgebaggerde zand moet weer teruggestort worden in het estuarium om de zandbalans in evenwicht te houden. Vandaag de dag zijn de randen van de scheepvaartgeul over grote afstanden bekleed met stortsteen, ter voorkoming van erosie. On der water is het onzichtbaar. De stenen bestorting is vooral aangebracht in de buitenbochten, want daar wil het water de bodem verder uitschu- ren. De geul voor de scheepvaart is dus volkomen vastgelegd, die kan en mag niet - zoals geulen in een natuurlijk estuarium - 'kwispelen'.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2008 | | pagina 141