Natuurontwikkeling vindt Jan Willem een prima activiteit, maar er moet meer aan
dacht komen voor cultuurhistorie en de landschappelijke vormgeving van de na
tuurontwikkelingsplannen. Hij weet waarover hij het heeft, want hij heeft over veel
natuurontwikkelingsplannen aan gemeenten moeten adviseren in het kader van de
bestemmingsplanprocedure. Hij heeft vooral problemen met de plannen met een
kleinschalige invulling, zoals bijvoorbeeld de Beekshoekpolder bij Oranjezon en de
Verschepolder bij Cadzand. De cultuurhistorie heeft daar in zijn opvatting te weinig
aandacht gehad. Met een iets andere invulling en een betere vormgeving had een ho
gere landschappelijk kwaliteit gerealiseerd kunnen worden, zonder op de natuurwaar
den in te leveren. 'Al die kleinere natuurontwikkelingsgebieden, met een putje hier en
een bosje daar gaan veel te veel op elkaar lijken. Zij dragen bij aan een verrommeling
van het landschapsbeeld; ik zou daar meer structuur in willen aanbrengen.' Veel meer
te spreken is Jan Willem over de grootschalige natuurontwikkeling, zoals die bijvoor
beeld plaatsvindt langs de Zuidkust van Schouwen en in de Sophiapolder ten zuiden
van Oostburg. 'Door de aanwezigheid van grote waterpartijen hebben deze gebieden
een maat en schaal, die passen bij hun omgeving. Dat zijn krachtige impulsen voor
het Zeeuwse landschap.
Tot slot vragen we Jan Willem, wat hij zou willen veranderen. 'Er moet meer interdis
ciplinair gewerkt worden. Stop ontwerpers samen met ecologen en cultuurhistorici in
één hok en laat ze met verschillende ideeën komen. Ecologen moeten het programma
(het te ontwikkelen natuurdoel) goed omschrijven, de landschapsarchitect moet daar
in vormgevende zin goed op inspelen. Natuurontwikkeling is, zeker in een cultuur
landschap met zijn specifieke kenmerken een nadrukkelijke ontwerpopgave, vanuit
een functioneel programma. Er wordt nu nog teveel in besloten groepjes gewerkt.