Had de Klerk historisch-geograaf
Als hartenwens herhaalt Marten tot slot nog een keer zijn pleidooi voor het behoud
van de grootschalige openheid van delen van het Zeeuwse landschap. 'Zeeland hoeft
geen openluchtmuseum te worden. Vitaliteit kan heel goed samengaan met open
landschappen De grootschalige landbouw heeft daarvoor toekomst genoeg. Maar er
moeten wel keuzes gemaakt worden!'
Het 'man-made' speelt in het landschapsbegrip van Aad de Klerk een belang
rijke rol. De zee is voor hem dus geen landschap. Aan een landschap wordt gesleuteld
en geschaafd. Dat betekent dat landschappen veranderlijk zijn. Ze zijn er ook om
ervaren en gezien te worden; bekeken, bewonderd en soms ook verguisd. Kortom
landschapswerk is mensenwerk.
De essentie van het Zeeuwse landschap ligt voor Aad in 'een land van overkanten'.
Het is opgebouwd uit eilanden, ieder met zijn eigen karakter en geschiedenis, maar
vooral ook van elkaar gescheiden door water. Water is bepalend voor de structuur
van het landschap. 'Het omgaan met het water is in het Zeeuwse landschap nog heel
mooi af te lezen. Dijken en kreken spelen daarin een belangrijke rol. Ook op plek
ken waar elementen zijn verdwenen, zoals de dijken in het Land van Cadzand, is de
gelaagdheid en de afleesbaarheid van het landschap nog groot.' Gevraagd naar zijn
favoriete Zeeuwse landschap, geeft Aad aan, dat dat helaas het niet meer bestaat en
dat hij het zelf ook alleen maar kent uit de boeken en verhalen. 'Het landschap van
het vooroorlogse Walcheren. Wat zou ik graag door een tijdmachine driekwart eeuw
terug verplaatst worden naar een hoog punt op de duinen ten zuiden van Zoutelande
Het lijkt me geweldig, aan de ene kant het uitzicht over het oude Walcheren, met
Middelburg in de verte en aan de andere kant de zee
Op mijn vraag of het Zeeuwse landschap onder druk staat is Aad stellig. 'Zeker, en
de grootste bedreiging gaat uit van de toenemende bebouwing. Iedere keer als ik op
mijn fietsje ergens kom, waar ik een poos niet geweest ben, schrik ik weer van de
nieuwe bebouwing en de manier waarop die is uitgevoerd. En dat is overal in Zeeland
aan de orde: aan de noordkant van Koudekerke, de steenpuist bij Biggekerke, langs
de Rampweg bij Renesse. ledereen lijkt maar wat te doen, het is net of er geen sturing
op zit.' Aad mist de inbreng van historisch-geografen bij het planningsproces. Zij zijn
bij uitstek in staat om het verhaal van het landschap te lezen en te interpreteren en
die lijnen door te trekken naar de toekomst. 'Zeeland heeft nu wel het instrument van
de Cultuurhistorische Hoofdstructuur, een goede inventarisatie van het cultuurhisto
rische erfgoed in onze provincie. Maar het ontbreekt aan voldoende mensen om die
inventarisatie met kennis van zaken in te brengen in verschillende onderdelen van het
planningsproces.'
Waar het gaat om de spanning tussen cultuurhistorie en natuurontwikkeling geeft Aad
aan, dat hij geen voorbeelden kent van echte missers, waar cultuurhistorisch erfgoed
verloren is gegaan. Wel zijn er diverse kleinere voorbeelden, waar de cultuurhistorie
wat hem betreft te weinig aandacht heeft gekregen. Ook hier heeft dat te maken met
het feit, dat bij de planvorming voor natuurontwikkeling wel de provinciaal archeo
loog, maar geen cultuurhistoricus of historisch-geograaf aan tafel zit. Bij doorvragen