Minder beschikbaar of minder bereikbaar. Hoe het ook zij, de cijfers geven Dhooge gelijk. Werd in 2003 nog bijna 42 miljoen kilo mosselzaad aangevoerd, in 2004 was dat 33 miljoen kilo en in 2005 minder dan 19 miljoen kilo. 2006 vormde het voor lopige dieptepunt toen slechts 16 miljoen kilo van het 'zwarte goud' werd opgevist. 'Een jaar om snel te vergeten', stelt Hans van Geesbergen, secretaris van de Producen tenorganisatie van de Nederlandse mosselkwekers. 'Vooral ook omdat de mosselen in dat jaar er niet in slaagden een goede kwaliteit te bereiken, een kwaliteit waardoor zij zo geliefd zijn. Een koud voorjaar en een hittegolf in juli gaven de mosselen de nek slag'. En dan te bedenken dat de mosselsector voor een gezonde bedrijfsvoering een jaarlijkse behoefte heeft van 65 miljoen kilo mosselzaad. Dit om de streefproductie van 100 miljoen kilo consumptiemosselen te kunnen halen. Mosselkweek in de Zeeuwse Delta Natuurlijke omstandigheden (het uitblijven van strenge winters die, zo wijst de historie uit, in het algemeen gevolgd worden door een goede zaadval), het gevoerde milieu beleid (defosfatering van het afvalwater) en de toepassing van Europese natuurwet- geving worden als belangrijkste oorzaken gezien. De laatste jaren is de Nederlandse mosselproductie teruggevallen tot de helft van de streefproductie. Meer vraag dan aanbod. Economisch gezien lijkt dat een aantrekkelijk perspectief. Maar er is een keerzijde. De Nederlandse (Zeeuwse) mosselsector zou op termijn zijn toonaangevende positie in Europa wel eens kunnen verliezen. Als het tekort aan Zeeuwse mosselen een structureel verschijnsel wordt, zullen afnemers op zoek gaan naar alternatieven. Europese productiecijfers tonen aan dat Nederland in 1990, na Spanje en Italië, de derde plaats op de lijst van mosselproducerende landen inneemt.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 48