nu het woord. Het sociale leven van een loods komt aan bod. Over de zogenaamde dubbele onregelmatige werktijden bijvoorbeeld. De loods staat gedurende twaalf uur op de beurtrol, en heeft dan negen uur vrij. Elke dag is daarom anders en dat gaat zo zeven dagen door. De loods achter de bar: 'Als Ik bijvoorbeeld een keer om zeven uur 's morgens klaar ben dan wacht ik hier altijd nog een uur voordat ik naar huis ga. Dan maak ik niet iedereen wakker. Voor de boulevard schuift een 350 meter lang schip langzaam richting zee. Intussen valt er een loodzware regenbui, ledereen weet wie de loods nu op dat schip is en denkt aan hem. 'Hij zal niet blij zijn nu', wordt er gezegd. 'Je ziet op de radar even niets door de zware regen.' 'Wat kan hij dan doen?', wil ik weten. 'Gewoon doorva ren', is het ingetogen antwoord. 'Je wéét waar de boeien moeten zijn en hoe je verder moet sturen. Bovendien duurt zo'n zware bui maar even. Met zware sneeuwval is het trouwens nog erger, dan zie je op het scherm én buiten veel langer niets.' Bijzonder blijft het wel. Die grote zeeschepen op de Westerschelde. En tegelijk een beetje raar dat we zóveel moeite doen om schepen die bedoeld zijn voor op zee absoluut massaal heen en weer willen laten varen over een snelstromende rivier met scherpe bochten, smalle stukken en zandbanken. Wie even voorbij Antwerpen gaat kijken ziet dat van die hele spannende Westerschel de snel niets meer overblijft. Meer iets voor een rubberboot. Niet voor onze Zeeuwse stoere loodsen die van het varen op de Westerschelde een kunst maken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 239