eeuwigheid te kunnen trotseren, toch vernielt de zee ze binnen twintig jaar. Aan het eind van de winter vind je er soms hele segmenten van op het strand, afgebroken als luciferhoutjes. (fragment Ontwikkeling) Oranje draad hangt in dikke bundels aan de palen. Het zit in het hout en aan de zeepokken verstrengeld en heeft op mij een magische aantrekkingskracht. Ik raap het overal op waar ik het tegenkom. Er dient een stukje als leeslint in mijn schetsboekje, ik heb het aan mijn tas gestrikt en ik heb er een verzameling schelpen-met-gaatjes aan geknoopt. In de rigide omgeving van de palen voegt het gekleurde draad een soepele, textielachtige dimensie toe. Sinds kort verschijnt het ook in groen en blauw op het strand, nog feller dan het oranje. Voor de palen zijn die baardachtige trossen draad funest, want door de weerstand die ze aan de golven bieden wrikken de palen los. Maar waar komt het eigenlijk vandaan? Vanochtend liep ik langs een schip in Bres- kens waar de vissers bezig waren hun netten te repareren na een week op zee. Aan de randen van het grote sleepnet werden keurige bundels oranje draad vastgenaaid, net paardenstaarten. De lange polytheen vezels raken los van de vissersnetten als ze over de bodem van de Noordzee worden getrokken. Ze dienen ook om de netten te beschermen. Mijn belangstelling verraste de vissers, maar al gauw liep een van hen naar binnen en kwam terug met een gloednieuwe bos 'pluis'. Hij sprong van boord, hing het als een ketting om mijn hals, zette een stap achteruit en riep tevreden: 'Staat je goed!' (dagboekfragment Oktober) Op een winderige najaarsdag sta ik een jonge visser op te wachten die van het ene paalhoofd naar het volgende gaat en mij zichtbaar negeert. Als hij mij de kans geeft uit te leggen waarom ik hier ben, verandert zijn hele houding. Hij vertelt dat er veel zeebaars in de omgeving zit, een migrerende vissoort die hier rond mei en oktober langskomt, maar hij vist ook op harder, paling, wijting, schar en zeetong, soms op bestelling. Hij is er als kind al mee begonnen:'lk ken de paalhoofden'. Hij wandelt met verbluffend gemak over de gladde palen tot het eind, hoog boven de golven. Daar beweegt hij voorzichtig met zijn hengel en een schepnet en omdat hij geen emmer kan dragen, hangt hij de vis aan een riem om zijn middel. Hij ziet er uit als een een zame acrobaat. (fragment Ontwikkeling) Grote golven rollen over elkaar en splijten open bij de palenrijen. Als springende bad gasten verschijnen en verdwijnen de palen in de branding. Dikke trossen mosselen met witte pokken op hun paarse schelpen hangen aan het hout. Naast mij vechten ronde alikruiken voor een plek tussen de algen. Een kleine krab kruipt omhoog. Platte witte oesterschelpen zien er uit als vastgelijmde schoteltjes: het schijnt dat de Japanse oester oprukt en met zijn scherpe randen de mossel verdringt. Contrasterende kleuren zeewier en plukken blaaswier vormen glimmend zwarte plekken op de kolossale ste-

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 20