De Steense oplossing zeer sterk verontreinigd met rotbare, zuurstof onttrekkende stoffen en ongeschikt voor vissen en als drinkwater voor het vee. Tegelijkertijd klaagden omwonenden bij de beide overheden over de geweldige stank uit het kanaal. Stank die het 's zomers onmogelijk maakte een deel van hun huizen te bewonen. Het houtwerk kon door de inwerking van de vervuilde lucht niet worden geschilderd, zo schreven zij. Overleg tussen de gemeentebesturen van Hulst, Clinge en, in tweede instantie, Sint-Jansteen, het college van Gedeputeerde Staten, Provinciale Waterstaat en het Rijksinstituut voor de Zuivering van Afvalwater was het gevolg. De kwestie zou echter zeer lang aansle pen. Dat wordt begrijpelijk als men de opmerkingen leest die gemaakt werden door de vertegenwoordigers van de gemeente Sint-Jansteen. Burgemeester Geirnaerdt werd niet graag voor een voldongen feit geplaatst door zijn collegabestuurders die al vergevorderde plannen hadden voor een waterzuiveringsinstallatie waaraan Sint- Jansteen wel mee zou mógen doen. Hij kon het er sowieso niet mee eens zijn dat de industrie moest wijken voor het water. Ook wethouder Blommaert begreep de commotie niet: Wij klagen niet over het rootwater en wij zitten er vlakbij; Hulst klaagt wel! Oude gevoeligheden kwamen boven tafel. Volgens gemeentesecretaris Franc ken, tevens secretaris van de Bond van Vlassersverenigingen te Sint-Jansteen, spanden Hulst en Clinge samen tegen Sint-Jansteen en werden de vlassers in een kunstmatig opgezette campagne op de huid gezeten. Niet vreemd dat het gemeentebestuur van Sint-Jansteen een maand later besloot het probleem op eigen houtje op te lossen. De besprekingen tussen Hulst en Clinge en de deskundigen over de rioolwaterzuiverings installatie sleepten zich tot aan de herindeling van 1970 voort. Er was veel tegenstand te overwinnen. In een intern stuk uit het archief van de gemeente Clinge werd in 1952 nog steeds getwijfeld aan het nut van een waterzuiveringsinstallatie: Zelfs in grotere gemeenten wordt het afvalwater van fabrieken en woningen nog in openbaar water geloost zonder zuivering en kijk eens naar Sint-Jansteen. Daar leveren de roterijen ook grote hoeveelheden stinkend en bedorven water af maar daar wacht men met een oplossing tot... misschien wel tot St. Jutmis. Juni 1961 lieten burgemeester en wet houders van de Gemeente Clinge aan de collega's van Hulst weten geen bezwaar te hebben tegen de bouw van een rioolzuiveringsinstallatie, deels op haar grondgebied, mits deze installatie voor de omgeving geen last van stankverspreiding oplevert Het provinciebestuur, dat meende de problemen gezamenlijk te kunnen oplossen, zal in die jaren vaak vertwijfeld met de handen in het haar hebben gezeten. Toen begin 1950 ook de Waterleidingmaatschappij Zeeuwsch-Vlaanderen aan schoof aan de vergadertafel, kwam de oplossing niet direct dichterbij. De zuivering van het afvalwater was al een onbekend en groot probleem voor de gemeentebestu ren. De aandrang die de waterleidingmaatschappij uitoefende op het gemeentebe stuur van Sint-Jansteen om ook het probleem van het rootwater op te lossen, maakte de kwestie nog ingewikkelder. Het drinkwater dat de waterleidingmaatschappij in Zeeuwsch-Vlaanderen distribueerde, werd in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw vooral gewonnen in een strook land direct langs de grens met België. Hier lagen zandruggen die bij uitstek geschikt waren om het regenwater te filteren en te zui veren. Het onderliggende grondwater was geschikt als drinkwater en werd dan ook

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 203