Ob vervuiling Een gezamenlijke oplossing? Het roten van vlas leverde echter veel overlast op voor de omgeving. Voor de kwaliteit van het water was het desastreus. Tijdens het blauwroten in watergangen en sloten zag men vanaf de tweede en de derde dag de paling stervend op de bovenlaag van de modder kruipen. Het urenlange verblijf in het gistende rootwater kon, vooral voor vrouwen, niet gezond zijn. Zwangere vrouwen waagden dit werk niet!, schreef de voormalige conservator van het Vlas- en Kantmuseum in Kortrijk, Bert DeWilde. Werd deze methode van roten toegepast in stromend water dan duurde het proces zeven tot tien dagen. Vanwege de vissterfte, de zure rootgeur in de lucht en de ver vuiling van het water werd deze manier van roten al in de veertiende eeuw verboden. In het archief van de stad Hulst zijn bewijzen gevonden voor de teelt van vlas in de zestiende eeuw én voor problemen met de watervervuiling die het roten opleverde. Zo werd Jacop Clap in 1546 veroordeeld omdat hij het zich gepermitteerd had zijn vlas te roottene in de gracht ende jeghens tlandt van Jan Tray, jeghens zijnen danc. Hij was niet de enige die in die tijd om die reden veroordeeld werd. Uit deze processen blijkt dat het verboden was te roten in openbare wateren en, uiteraard, in wateren die aan anderen toebehoorden. Over stankoverlast wordt echter in de processtukken niet gerept. In negentiende eeuw, toen de vraag naar vlas sterk toenam, maakte het blauwroten weer opgang. De streek langs de rivier De Leie ten zuiden van Gent werd vanwege deze manier van roten wereldberoemd. Dat was niet vanwege de milieu vervuiling, maar vanwege de goudgele kleur die het gerote vlas kreeg. Voormalig schipper Paul Maas uit Kloosterzande herinnert zich de rivier echter alleen vanwege de vervuiling. Al het prachtig gepoetst koper aan boord van zijn schip werd al varende over De Leie geleidelijk aan zwart, tot in de machinekamer toe. Net zo zwart als het water van de rivier zelf. De stank was bijna niet te harden. Een uitstekende rivier voor wie voortijdig een einde aan zijn leven wilde maken, zo werd wel gezegd. Door het gebruik van grondwater, oppervlaktewater en door het lozen van het zuur ruikende afvalwater in sloten of speciaal daarvoor gegraven putten, belastten ook de moderne warmwaterroterijen het milieu. De walgelijke, verpestende geur van het gerote vlas was tijdens het leeghalen van de put in de verre omtrek waarneembaar, zo vertelt Jo de Koning uit Hulst. Eind jaren veertig van de vorige eeuw spraken de gemeentebesturen van Clinge, Sint-Jansteen, Hulst en Koewacht onder leiding van de provincie al met elkaar over gezamenlijke zuivering van afvalwater. Dat gebeurde op verzoek van de textielfabriek Clitex die aan het provinciebestuur toestemming had gevraagd voor de bouw van een zuiveringsinstallatie op het eigen fabrieksterrein. Aanleiding voor dat verzoek was waarschijnlijk de brief die de Algemeene Hengelaarsbond in 1949 naar het gemeente bestuur van Clinge en het provinciebestuur zond. De heer H.P. Borghstijn uit Hulst had watermonsters genomen uit het afwateringskanaal komende uit de textielfabriek. Een afwateringskanaal dat uitmondde in de zogenaamde Buitenvest van de stad Hulst, erkend viswater. De bond had die monsters laten onderzoeken door het Rijksinsti tuut voor de Zuivering van Afvalwater. Daar was men geweldig geschrokken van de uitkomsten van het laboratoriumonderzoek. De grauw-zwarte watermonsters waren

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 202