op een IJslander, hij ment een paard. Op de bok, naast hem, zit een stralend kind.
Hun hond spurt naar mij toe, snuffelt enthousiast in mijn zak, tilt zijn poot op en plast
tegen mijn mand.
(dagboekfragment Juli)
De afgelopen eeuwen is er met de plaatsing en het profiel van de paalhoofden veel
geëxperimenteerd: de palen werden allemaal op dezelfde hoogte in het zand neer
gezet, of in een hellende lijn, soms werd de rij haaks op de kust gezet, dan weer in
een schuine hoek om de getijstroom beter op te vangen. Vandaag de dag staan de
paalhoofden allemaal in een rechte hoek ten opzichte van de kust. Het profiel van de
rij volgt dat van het strand: onder aan de duinen is de helling steil, tussen de hoog- en
laagwaterlijn vlakt deze af en ver in zee eindigt de rij horizontaal, vijftig centimeter
boven NAP maar bij vloed helemaal ondergedompeld. Die rechte lijn wordt bij eb
langzaam zichtbaar: terwijl de zeespiegel zakt verschijnen twee glinsterende lijnen in
het water vanuit de hoge vierkante palen die in zee het eind van het hoofd markeren.
Deze bakens, twee meter hoger dan de rest van de rij, vind je op geen enkele oude
briefkaart terug. Ze zijn vrij recent geplaatst nadat boten regelmatig bij hoog water in
een tijdelijk onzichtbare palenrij verzeild waren geraakt. Het meest te lijden hebben
de palen die tussen de hoog- en laagwaterlijn staan: bij vloed staan ze onder water, bij
eb krijgt de wind vrij spel. Maar het hout krijgt niet genoeg tijd om te drogen en alle
kleine beestjes die in dit gebied gedijen, waaronder de paalworm, houden er nooit op
met boren en knagen. Het deel van de rij dat het verst in zee staat doet het belangrijk
ste werk en heeft het ook het zwaarst te verduren. Deze palen staan in de stromings
geul. Ze moeten sterk en lang genoeg zijn. De eindpalen zijn dan ook van tropisch
hardhout omdat eiken nooit de benodigde lengte van vijftien meter halen. De rest van
de palen, met een lengte van drie tot twaalf meter, is gemaakt van Belgisch, Duits en
Oost-Europees eiken of robinia. Met ongeveer tweehonderd voornamelijk dubbele
paalhoofden van driehonderd palen per rij, staan er dus ongeveer honderdduizend
palen op de kust van Walcheren. Dat zijn vele hectaren bos.Toen na de Tweede We
reldoorlog ongeveer tienduizend palen vervangen moesten worden, kon geen enkel
bos deze hoeveelheid in één keer leveren...
(fragment Ontwikkeling)
Ik laat geen kans voorbij gaan om naar de dijk van Westkapelle te rijden. Als het
vloed is en het water is rustig, lijken de grote paalhoofden daar op een gezonken
vloot waarvan de schepen net onder het oppervlak drijven. Het afgaande tij verandert
het uitzicht drastisch: de drijvende puntjes blijken massieve constructies te zijn. Hier
staan de erven van de hoofden die de trots en de beproeving van het achttiende-
eeuwse waterschap zijn geweest en die, volgens recente plannen, vervangen moesten
worden door bergen stenen. In Vlissingen staat ook zo een gevaarte, het lange Nol-
lehoofd. Het stond er al in de zestiende eeuw. Het bestaat uit meer dan zeshonderd
palen van wel achttien meter lengte, die aan elkaar verbonden zijn door vierhonderd
meter balken ('gordingen'en 'kespen'), lange ijzeren bouten en moeren zo groot als
een vuist. Al zitten dergelijke constructies diep in het zand verankerd en lijken ze de