Onder Berhhemer Er was in ons gezin allesbehalve een balans tussen persoonlijke groei en bewust wording, het vormen van een eenheid binnen het gezin en de maatschappij. Dat evenwicht was helemaal nergens. Bijkomend probleem was dat je bij ons thuis alleen meetelde als je iets presteerde. Zo was ik de absolute held toen ik het Oskar Back Concours won, ik noem maar wat. Om die reden was het ook wel weer leuk om een anti-carrièregeluid te geven. Het paste teveel in het straatje van mijn vader om te zeg gen: ik word groot solist. Ik vond het wel provocatief om te roepen: ik ga in een orkest zitten en een beetje kamermuziek doen. Ook al deed ik mezelf daarmee tekort. Eigenlijk vind ik het nog steeds een mirakel dat ik - op mijn manier - zo goed presteer. Ik bedoel: het heeft een positieve lijn. Het kan allemaal natuurlijk veel beter, daar heb ik het niet over, maar de resultaten zijn toch positief. Ik vind dat nog steeds een won der. Als je alleen maar voor vol wordt aangezien als je presteert, als enkel telt watje bent in plaats van wie je bent, dan kan dat zich vrij gemakkelijk tegen je keren. Je kunt in protest komen waardoor je helemaal niks meer bereikt. Mijn zusje had minstens zo veel capaciteiten als ik. Zij heeft alleen maar anti-energie in haar kunnen laten zien. Dus daar ging alles mis. Dat was eigenlijk een noodkreet. Zie mij als mens - dat was haar noodkreet - en niet alleen maar als presterend mens. Dankzij mijn natuurlijke ba lans, mijn goede humeur en veel hulp sta ik nog op twee benen. Mijn broer, succesvol kunstschilder, ook. Maar mijn zusje - God hebbe haar ziel - helaas niet. Ik krijg weieens de klacht dat ik te aardig ben. Het zij zo. Dat is een luxe klacht, vind ik. Het is nou eenmaal mijn natuur dat het plezierig moet blijven. Als dirigent ben je een soort vaderfiguur, maar ik weiger om een autoritaire vader te zijn. Het zit ge woon in m'n harde schijf dat ik mensen niet uitfoeter. Ik ben altijd allergisch geweest voor dirigenten die hun drift en macht uitleven op de zogenaamd lagere individuen in een orkest, de orkestleden. Het is belachelijk, maar dat is de hiërarchie. Zo'n orkest zit vol mensen die eigenlijk niks mogen zeggen tijdens zo'n repetitie. Die in feite mond dood zijn, want die rare dirigent is degene die alles bepaalt. Het is een rolverdeling die in het dagelijks leven absurd zou zijn. Er is geen baas of chef te bekennen die zo veel macht heeft als een dirigent. Die arme orkestleden mogen niet eens even gaan pissen als ze dat willen. Ze mogen ook niet zeggen: nou Joan, daar ben ik het niet mee eens, dat langzame deel is wel heel erg langzaam. Dat kunnen ze niet doen, dus dat doen ze ook niet. Dat is nogal onethisch en heel erg ouderwets, maar in een symfonische situatie - in het werkproces van een orkest - is democratie uitgesloten. Daarom zijn orkesten vaak wespennesten. Ik moet het hebben van mijn muzikale overtuiging en het is een welbewuste keuze om de sfeer aangenaam en makkelijk te houden. Dat vind ik zelf namelijk ook het prettigst. Als je je goed voelt en ontspannen, dan presteer je het best. Bij heel in tensieve repetities wordt er zo veel opgekropt, dat moet er dan wel eens uit. Een soort Fellini-repetitie is het dan. Mensen lachen en praten of staan op. Rommelig dus, chaotisch soms, maar wel gezellig. Ik ken veel dirigenten die het net andersom doen, die zo'n orkest juist voeden met een dosis negatieve energie. Die krijgen enorme

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 169