In 1968, in verschillend opzicht een roerig jaar vestigt hij zich, met zijn vrouw en reis genote Truus, in Middelburg. Hij ziet het als een haven van bezinning. De Randstad, waar zoveel moet en zoveel ongedaan blijft, is op afstand gezet. Middelburg leert hem kennen als drijvende kracht achter initiatieven die van de Zeeuwse hoofdstad een veelbesproken centrum van de nieuwe kunsten maken. De rol van Willem Buijs in deze ontwikkeling is veelal onderbelicht gebleven. Hij is een bedachtzaam man op de achtergrond, een stille eminentie die meent dat een waar achtig advies niet al te luidruchtig moet worden verstrekt. De Vleeshal, het oudste deel van het stadhuis van Middelburg, wordt het domein van de nieuwe kunst. Het tentoonstellingsplan wordt herzien. Cactussen en cavia's maken plaats. De witte hal is aanvankelijk een kijkdoos die door velen in grote veelvormigheid wordt bediend. Zo dient de hal enkele malen als uithof van het Zeeuws Museum. De veelbesproken en weinig geëerde ZM-directeur Piet van Daalen breekt, als het om vormen van eigentijd se kunst gaat, graag uit zijn bastion. Zo brengt hij in de Vleeshal - soms in combinatie met presentaties elders - het duo Dekker d'Armagnac, Joseph Beuys, Panamarenko en Marcel Broothaers. De blik is, ondanks enig rumoer ter stede, verwachtingsvol op Middelburg gericht: daar gebeurt iets. Een verandering van klimaat dient zich aan. Willem Buijs gedijt er in. De Vleeshal evolueert: van kunstenaarsproject met een sterk focus op de internationale conceptuele kunst naar een Kunsthal op basis van een gemeentelijk beleidsplan. Op 12 september 1980 neemt Willem Buijs bezit van de Vleeshal. De hal is - een kleine maand - van hem, de exposities zijn van hem én de wat eigenzinnige inrichting. Het betekent een doorbraak: Buijs is gegeven en conditio geworden. Hij presenteert delen van zijn Venus-projekt, een keur uit de Florentijnse reeks Uomini lllustri en vijf entwintig Recente Werken.

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 136