Pseudotraditie Van Nieukerken was in de tijd dat hij voor Van Lokhorst werkte in contact gekomen met enkele zeer vooraanstaande figuren uit de politieke ambtenarij en industriëlen. Voor hen bouwde hij luxueuze woonhuizen in en rond Den Haag in een expressieve mix van stijlen, zoals dat in die tijd gebruikelijk was. Enkele van deze notabelen, zo als Jhr. Snouck Hurgronje en Tak van Poortvliet (Villa Loverendale, 1906) waren van Zeeuwse origine en ontmoetten elkaar met enige regelmaat in Domburg. Het Badpa viljoen daar was dus een goede reclamezuil voor Van Nieukerken en via deze clientèle verkreeg hij binnen korte tijd in de gegoede burgerij een zeer uitstekende naam en klantenkring, waardoor zijn Haagse bureau al snel tot grote bloei kwam. Het badpaviljoen werd ontworpen in opdracht van het bestuur van de Domburgse Zeebad Inrichting en is gebouwd voor een bedrag van 33.000 gulden. Het verving het bestaande klassicistische gebouw dat de naam 'In de Vroonen' droeg. Waarom houden wij toch zo van oude gebouwen? Is het nieuwe zo angstaan jagend dat we ons uit vrees maar liever wenden tot het bekende en vertrouwde uit vroeger eeuwen? Of hebben wij een smaak ontwikkeld die slechts bevredigd kan worden door historisch beproefde kwaliteit? Wanneer we de architectuur productie van de laatste jaren bekijken, valt niet te ontdekken dat er in ons land - dat tot diep in de jaren tachtig van de twintigste eeuw sterk bepaald werd door tamelijk streng modernisme - een omslag gaande is. Met name in de particuliere en projectmatige woningbouw is een sterke dominante aanwezigheid van traditionele en neo-vormen waar te nemen. Iets waar de vaderlandse architecten maar matig geïnteresseerd in zijn, laat staan dat ze er blij mee zijn. Ten onrechte, zo houden verscheidene recensen ten van landelijke kranten ons al enige tijd voor. Want meer dan ooit te voren bepaalt de smaak van het publiek, 'onze' smaak dus, wat er gebouwd wordt. En dat ziet er nu eenmaal niet modern uit. Waarmee enfant terrible Carel Weeber, nu hij geremigreerd is naar zijn tropische geboorte-eiland, alsnog gelijk lijkt te krijgen met zijn observatie dat het modernistische woningbouwprogramma de Nederlandse vorm van staatster reur is geweest. Het werd ons door de strot geduwd. Keus is er nooit geweest. We zijn bezig met een inhaalslag. Leve de (pseudo)traditie. Hoe het ook zij, de Rijksdienst heeft geld te kort om alle projecten te kunnen finan cieren. Reeds enige tijd geleden besloot deze dienst om zogenaamde kanjersubsidies uitte loven voor spraakmakende restauratieprojecten. Die maken veel mogelijk, maar over het algemeen komt men bij omvangrijke en of prestigieuze gebouwen toch nog geld tekort. Particuliere investeerders en ontwikkelaars vragen om die reden veelal toestemming om naast de restauratie ook een deel nieuwbouw te mogen realiseren. Winst uit verkoop of verhuur van het nieuwe gebouw bekostigt dan de restauratie. In financiële zin een interessante constructie. Voor het te restaureren object, in archi- tektonische zin, niet per definitie een positieve keus. Dit wordt natuurlijk voor een belangrijk deel bepaald door het ontwerp van die nieuwbouw en is in die zin sterk afhankelijk van de ontwerper. Projectontwikkelaar Van Garderen en Dekker uit Goes heeft reeds lang geleden een plan laten maken door architect Hoogenberk van Harmonische Architectuur B.V. uit Voorstonden voor de renovatie en uitbreiding van het Badpaviljoen. Nu het plan na

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 118