is en zonder aanzienlijke inspanning negatief zal blijven. De belangrijkste oorzaken voor die negatieve ontwikkeling zijn de historische inpolderingen en de bagger- en stortwerken voor de vaargeul naar Antwerpen. Dat betekent dus dat zowel Neder land als Vlaanderen er aan hebben bijgedragen. Even helder is dat vergroting van het estuarium de enige remedie vormt. Alleen op die manier krijgen processen de ruimte, waardoor de omstandigheden voor planten en dieren verbeteren.' Het gaat dus om de belangen van planten en dieren, dat is helder. En voor 't geval ie mand daar bezwaar tegen zou maken, volgt alvast een terechtwijzing: 'Natuur wordt zelden als waarde op zich beschouwd, maar bijna altijd als waarde voor de mens. Na tuur is oké, mits mensen er van kunnen genieten of er de vruchten van kunnen pluk ken. (-) Die beperkte visie op het natuurbelang is funest voor een waardige discussie. Zoals een monteur de staat van een auto beoordeelt en de noodzakelijke reparaties in kaart brengt en een tandarts dat doet voor een gebit, zo is een ecoloog degene die de natuurwaarden van een gebied beoordeelt, leder zijn vak. De discussie zou dus niet moeten gaan over de conclusie van de ecologen dat de Westerschelde in een te krap jasje zit en daarom meer ruimte nodig heeft. Die conclusie is een gegeven. Het is niet aan u of ons om die conclusie aan te vallen. Dat is duidelijke, zij het schoolmeesterachtige taal, maar de vergelijking met auto monteur is arbitrair, want zo'n man vertelt zijn bevinding aan een privé persoon, die vervolgens zelf beslist wat hij er mee doet. Als hij de diagnose niet vertrouwt gaat hij naar een tweede garage, wetend dat de Consumentenbond al vaker afwijkende diagnoses bij garages aan de kaak heeft gesteld. Waar ook over valt te discussiëren is of de ZMF terecht 'de historische inpolderingen' aanwijst als veroorzaker van het probleem. Je hoeft de dagboeken van Hans Warren maar te lezen over het paradijs dat de Westerschelde in zijn tijd (lang na de historische inpolderingen) was, om beter te weten. De grote veroorzaker van de ellende is de re cente industriële ontwikkeling bij Antwerpen met zijn watervervuiling én oceaanreu zen, die steeds dieper vaarwater vergen. In Zeeland kun je de naoorlogse inpolderin gen voor de industrie in het Sloegebied en bij Terneuzen (Braakman en Mosselbanken) aanwijzen als 'schuldig' aan het probleem. Maar de industrie(politiek) aanwijzen als verantwoordelijke, dat is iets wat de VMZ in de jaren zeventig deed. Dat die vervuiler behoort op te draaien voor de problemen, hoor je de ZMF niet beweren. Betalen mag de gemeenschap, en de boeren die part noch deel hebben aan het probleem, mogen vertrekken. In het persbericht wordt wel begrip voor hun situatie getoond: 'Het lot van alle direct betrokkenen verschilt echter niet van dat van vele andere families die in het belang van de samenleving gedwongen worden tot iets waar ze zelf niet voor hadden gekozen.' Het is opnieuw de taal van de bestuurder, die gretig zwaait met 'het belang van de samenleving'. Dat de samenleving het in dit geval helemaal niet als haar belang ervaart dat er wordt ontpolderd, wordt vergeten. Kennelijk weet de ZMF beter wat het belang van de samenleving is dan 'de samenleving' zelf. Wie zulke bevoogdende standpunten inneemt vervreemdt zich vanzelfsprekend van de bevolking. 'Wie denkt de ZMF wel dat ze is?', kopte de PZC in de zomer van 2000 boven een pagina vol kritische reacties. Het is een vraag die nog steeds actueel is. Overigens is het ook vreemd dat de ZMF aan de ene kant een uitgesproken voorstan der is van het teruggeven van polders aan de zee (waardoor daar elk cultuurhistorisch

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2007 | | pagina 112