Het huis der stromen
Wie niet weet en niet zal weten
hoe de kleine goden slapen,
bouwt geen huis.
Wie weet, werft op het Land der Stromen
om een haven en zegt wie hem lief is:
bouw hier uit donker hout drie daken,
een tegen de regens, een tegen de zon,
een tegen de maan die onze geesten verjaagt
en bouw een zolder voor je sterren.
Plant en zet vissen uit,
verzacht de harde grond,
brandt geuren aan je deur,
wees wie je was voor je gelaat
uit vuur en zand, je mooi gelaat
uit vuur en zand getekend werd
en wacht de nacht waarin de kleine goden
waken, de nacht waarin ik ver zal zijn.
Zo is uit wijkend licht en milde regens
een huis gebouwd. Voor wie ver, zo verre
bleef, verwaaien de geuren op het erf,
vergaan de geesten op hun pad
en sterven te nacht de sterren
van naamloos wit en hoog verdriet.