I
O
Centraal in de Wonderkamer staat de vraag: wat maakt een object bijzonder
en wat brengt het dichtbij en begrijpelijk voor mensen? Vaak wordt hiertoe
een historisch kader gebruikt. Zo is er de zilveren tabaksdoos geschonken
aan een jubilerend lid van het boekdrukkersgilde in 1793. In de documenta
tie van de doos staat door wie de doos is gemaakt, in welk jaar (beide door
zilvermerken geïdentificeerd) en wat de versieringen voorstellen. Maar het
is niet bekend bijvoorbeeld wat voor tabak er in hoort (en waar die vandaan
komt), wanneer de doos wordt gebruikt, of roken in de achttiende eeuw een
alledaagse bezigheid is en of alle jubilerende gildenleden een dergelijke
doos krijgen. En wat is eigenlijk de betekenis van zo'n gilde? In de brain
stormsessies wordt al snel duidelijk dat de kunsthistorische feiten die vaak
het museale verhaal sturen, moeten worden ingepast in een thematische con
text. Zilver is een minder aantrekkelijk onderwerp voor kijkers en bezoekers,
dan roken, jubilea en verenigingsleven.
Voor andere objecten wordt ook gezocht naar thematische verbanden. De
zilveren vingerhoed van Sara van Reigersberg vormt samen met een gouden
kluwenhouder en Vikings toiletgerei aanleiding voor een programma over
huwelijkscadeaus en de schoonheidssalon. In het programma over de
Egyptische mummie wordt de vraag gesteld (en met een ziekenhuisscan
gedeeltelijk beantwoord) of onder deze ruim tweeduizend jaar oude wikkels
een, zoals de boeken vertellen, door rachitis aangetast skelet van een meisje
van zeven jaar oud schuilt. Een zeventiende-eeuws gefabriceerd draakje op
sterk water figureert met een narwaltand in een uitzending vol fabeldieren
en griezels. Het klokje van Piet Hein is met andere tijdmeters te zien in een
programma over de
(haastige) moderne tijd.
Voor elk programma
worden een eigen vraag
stelling en thema vast
gesteld die telkens op
een andere manier
(en in een eigen vorm)
worden uitgewerkt.
111