Musea houden in de regel niet van experimenteren. Ze behouden, koesteren
en tonen. Ze zijn braaf ten aanzien van thematische benaderingen, stellen
liever geen ongemakkelijke vragen over classificatie en ideologie van collec
ties en hebben een te grote eerbied voor het erfgoed dat ze claimen te behe
ren voor het nageslacht. Musea bezwijken haast onder het gezag en prestige
dat ze zichzelf toekennen. Ze geloven maar al te vaak nog in absolute waar
heden en zien zichzelf als wegbereiders voor de goede smaak. Musea voelen
zich in dit zelfbeeld gesteund door een trouw en bedaard publiek dat zijn
verwachting om oude liefdes aan te treffen en herinneringen te koesteren
bevredigd wenst te zien. Het tentoonstellingsbezoek is voor hen vaak wat
de kerkgang was voor hun ouders, een gewoonte met het gouden randje van
de publieke goedkeuring. Dit onzalige pact tussen museum en bezoeker ver
draagt geen onophoudelijk vragen en het voortdurend (opnieuw) testen van
vormen en ideeën. Het risico van mislukking, van lelijkheid, slordigheid of
onbegrijpelijkheid wordt onaanvaardbaar geacht.
Het project Wonderkamer is gewijd aan het nemen van deze risico's, het is
een laboratorium voor het nieuwe Zeeuws Museum. Experimenten brengen
nieuwe ideeën voort, leveren nieuwe perspectieven op de collectie en verrui
men de museale ervaring. Ze brengen ook nieuwe groepen bezoekers naar
het museum. Zo ook dit experiment. Het project onderzoekt drie onderwer
pen, de functie van televisie als museaal instrument, de etalage als tentoon
stellingsvorm en het recept voor een toegankelijk publieksverhaal. Aan de
onderwerpen ligt een aantal vragen ten grondslag. Wat zie je in een museum?
Hoe zie je het? Waarom zie je het daar en niet ergens anders? Wat is het
belang en de betekenis
van museumstukken
voor ons nu