DE ROEM VAN YERSEKE zeventig en tachtig van de 19e eeuw betekende het een grote trek van Groningers en Friezen naar Amsterdam en van Zeeuwen en West- Brabanders naar Rotterdam, om daar in havens en fabrieken aan de slag te kunnen. Voor een aantal Zeeuwse boerenarbeiders lag er dichter bij huis een nieuwe bron van werk. In Yerseke. Hier groeide de bevolking van een dikke duizend inwoners in 1870 tot ruim 3700 in 1890, bijna een verviervoudiging. De nieuwelingen kwamen vooral uit Zeeland zelf, met name uit Zuid-Beveland, Tholen en Schouwen-Duiveland. Ca. 1924. In de eerste jaren na 1870 was de oesterteelt een booming economy. Via de nieuw aangelegde spoorlijn en het station Kruiningen-Yerseke konden de oesters naar een ver achterland worden geëxporteerd. Yerseke leek een Klondike, waar het goud voor het oprapen lag. Logisch dat anderen - zowel oorspronkelijke Yersekenaren als nieuwkomers - daar een graantje van mee probeerden te pikken. Soms letterlijk door van oesterbanken te jatten en te stropen. Maar ook families, die in het klein voor zichzelf begonnen, hetzij op vrije natuurpercelen of door een of meer percelen te pachten. Het was in de oesterteelt echter niet altijd botertje tot de boom. Er waren topjaren, zoals 1885, maar er volgden armere tijden. Handel en export waren aan sterke schom melingen onderhevig. De hoge pachtprij zen leidden tot intensivering, waardoor er meer oesters op de markt kwamen, met als gevolg dat de prijzen daalden. Brachten duizend oesters in 1882 nog 80,— op, in 1889 was dat minder dan 40,—. Ook was er een sterke buitenlandse concurrentie, vooral uit Amerika, Engeland en Schotland en uit een groeiende Franse oesterproduc tie. Een doodklap kwam in 1890/ 1891 toen bijna alle oesters doodvroren - een geschie denis die zich zou herhalen. Velen, waaron der veel oesterbaronnen, gaven de pijp aan Maarten en staakten hun activiteiten in de oesters. Anderen pakten de draad weer op. Zo onder andere de familie Van der Endt, die in 1898 het een en ander uit een faillis sement van een oesterbaron opkocht. De neergang in de oesters leidden tot schrijnende armoede onder de arbeidende klasse en tot emigratie van een aantal van hen naar Noord-Amerika en Argentinië. Sommigen van die emigranten hadden nog een andere reden om 'met de noorderzon te vertrekken'. Het ontlopen van een YERSEKE. Zeeland Zuid Beveland 16

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2003 | | pagina 18