LAURENS GEERSE schoot, bij een oude boerin, de Grotemoeder (zijn Vader was boer, maar de jongste broer krijgt de boerderij daar en dat was hij niet, dus verzeil je dan maar in het hardhout) zo lief, dat ouwemense, ik zei: is dat 'r éérste? Het is d'r negenenveertigste, zeid' ie. Kijk Jan, is dat geen prachtig vloei en? En als ik nu een halfjaarlang niets van me laat horen, zijn ze nog niet kwaad en de dichterij publiceren, daar zijn ze allang van af, hebben ze soms dat kindje niet? Toch zal ik een volgenden keer wel eens iets van dat timmermanspotlood voor je overtikken, vermoed, dat je het wel zal kunnen genieten. Uit: J.C. van Schagen, Je moet het zwijgen In woorden De invloed van Achterberg is trouwens in sommige gedichten goed te zien. Zo bestaat er een gedicht Code, dat gepubliceerd is onder het ana gram El. Segeer en geschreven moet zijn in de vroege jaren tachtig of zelfs eerder. Zo'n titel is natuurlijk al in de stijl van Achterberg. Meer nog treft de secure formulering, de afgeronde maar daardoor raadselachtige vorm en vooral het rijm dat bestaat uit terughoudende trouvailles. Ten slotte: de inhoudelijke functie van het gedicht als een gecodeerd bericht van het eigen ik. Code De ruimte had geen opmaak nodig. Noch letterbeeld van een bericht. En kon van niets de bode wezen, dan van het eigen vergezicht. De lijnen van die open code, Het winterse namiddaglicht. - In loden schoenen van het schone Voelde ik mij staan in een gedicht. Heel vaak zijn de gedichten van Laurens Geerse e waarnemingen. Een natuurtafereel, een detail, een dan iets mee. Een rijm is dan niet nodig, maar kan :e relativeren, een beetje ironie in het spel te brengen, g kan een verbinding maken met het heden. 'Misschien heb ik iets meegekregen vanuit de opvoeding, want hoe je het draait of wendt, er wordt in de Schrift toch krachtig en poëtisch omgesprongen met de taal'. De dichter en zijn hond in de jaren zestig. gebaseerd op subtiel beeld. Daar doet hij i zijn nut hebben om t Een jeugdherinnering 109

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2003 | | pagina 111