LAURENS GEERSE
digde toen het water kwam. Op een zacht pitje weliswaar. Zo werden we geëva
cueerd en er zat niet veel anders op dan werk te zoeken en zo begon ik aan een
loopbaan als koeienwachter in de Ooster-nieuwlandpolder bij het Veerse Gat. Ik
ivas besteller voor de koeien. Mesten en zo. Ik liep daar en dacht maar. In de
natuur, dat was nog Gods eigen natuur. Wist ik dat dat later liefde voor de
Natuur zou heten. Dat heb ik nog in een gedicht gebruikt. Over de paarden die
ik naar de wei bracht. Daarna heb ik ook nog een tijdje op een tuinderij gewerkt.
De boerderij stond aan de Rijkebuurtweg in de driehoek tussen
Serooskerke, Veere en Vrouwenpolder. Het huis is inmiddels verbouwd,
de schuur is gebleven. 'Vroeger heette het Weizicht. De koeien zijn weg,
de camping is gekomen en nu heet het Landzicht', licht hij de evolutie
toe. Dertien kinders telt het gezin dat met Woord en Geschrift naar later
leeft. Er zijn er vijftien geboren.
Hij is veertien als de oorlog op Walcheren voorbij is. Een deel daarvan
heeft hij meegemaakt op evacuatie-adressen, in de eigen schuilkelder, op
de bodem van een droge sloot.
'De Veerse kreek heb ik zien maken', zegt hij twinkelend. 'Vrachten bom
men, veel water. Nu is het er prachtig. Veel eenden, mooi hout. Uit iets
mins kan ook iets goeds groeien.'
In gesprek met Andreas Oosthoek, PZC 26 november 1988
'In het voorjaar van 45 werd Walcheren drooggemaakt en gingen we terug naar
de Rijkebuurt. Ik kwam bij de MUZ. Weet je wat dat was? Weet je niet wat de
MUZ -was?
De Maatschappij tot uitvoering van de Zuiderzeewerken. Die kwam hier 't
eiland droogmaken. Het gat bij Veere dichten en ik begon als stoker-vervanger,
op de tram voor het werk. Al smerende leerde ik machinist worden. Zo werd het
1947 en toen begon op Walcheren de verkaveling. De tuin van Zeeland moest
opnieuw ingericht worden. De gaten waren dicht, maar de sloten moesten geo
pend worden.
Sloten graven en grondwerk doen ('op de hand, niks machines'). Hij
komt uiteindelijk terecht bij Van Oord die zich rond de Schone Waardin
bij Ritthem bezig houdt met zinkstukken.
'Een zinkbaas was daar heel wat. De pet af bij het stilvallen van het
water. Ik heb dat meegemaakt. Als er een goed zat, stond Koos van Oord
met een zak knaken op de wal en dan kregen we een mooie zilveren
rijksdaalder'
In gesprek met Andreas Oosthoek, PZC 26 november 1988
103