Van Soetwater tot Waterland KEES BOS Voorwoord De Goese burgemeester, tevens dijkgraaf, Cornelis Soetwater (1560 - 1690) nam in 1614 het initiatief tot het inpolderen van de op 'St Felix quade saterdagh ,5 november 1530, ondergelopen heerlijkheid Borssele. Hij maakte persoonlijk het plan voor de plattegrond van het dorp vol gens de regels van de Gulden Snede, het renaissancistische schoonheids ideaal uit de Divina Proportione van Fra Luca Pacioli (1509). Dat Soet- waters stedenbouwkundig concept nog steeds niet of nauwelijks is aan getast door latere uitbreidingen en 'witte architectonische schimmel' maakt het tot een symbool van 17e eeuws idealisme en vertrouwen in de toekomst, tegelijk ook tot een conservaat van die tijd in een omgeving, waarin niet langer het agrarisch landschap, uitlopend op de zeedijk het beeld bepaalt, maar de horizon van het industriële en logistieke complex rond de Vlissingse diepvaarwaterhavens van Zeeland Seaports. Staande op de dijk zijn aan de andere oever de contouren zichtbaar van - hoewel verschillend van karakter - soortgelijke ontwikkelingen van economische activiteiten in het rond de haven van Terneuzen gelokaliseerde domein van Zeeland Seaports. Sinds Soetwater Borssele ontwierp is Zeeland lang een tamelijk geïsoleerd eilandenrijk geweest. Het werd gekenmerkt door primaire agrarische productie en daarmee verbonden handel en nijverheid, enige visserij en internationale handel in enkele steden. De dramatische teloorgang van deze steden sinds het eind van de 18e eeuw werd nog allerminst voor zien ten tijde van de drooglegging van de polder in 1616. In de 19e eeuw was Zeeland ook in agrarisch opzicht een expulsiegebied. De landbouw crisis als gevolg van de openlegging van de Amerikaanse prairiegebieden en de opkomst van de chemische industrie, die onder andere de meekrap cultuur de das om deed, veroorzaakte een uittocht van landarbeiders, vooral naar de steden, waar in havenarbeid en nieuwe industrievestigin gen werk werd gezocht. Veel Zeeuwen trokken naar het Rotterdamse. De achterblijvende bevolking vergrijsde. Pas in de tweede helft van de 20ste eeuw keerde het tij door de in het kader van de Europese Gemeenschap openvallende grenzen, eerst voor kolen en staal, die van diep vaarwater een belangrijker vestigingsplaatsfactor maakte dan de directe nabijheid van grondstoffen. Naast oudere industrieën in de Kanaalzone in Zeeuws Vlaanderen betekende de komst van chemiegigant Dow een impuls voor 7

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2002 | | pagina 9