HET ZEELANDBEEID
7.
Adri Duvekot tekent van jongsaf - de school noemt hem Jo Spier - en etst
al in zijn HBS-tijd, met behulp van de huishoudmangel. Het zijn verba
zingwekkend heldere visies op het open landschap van Beveland, het
dorp, verwaaide bomen, de heggen van de Poel, een stampend schip
voor de Kaloot. Hij beproeft het schilderen met olieverf en schildert op
papier. Later komen daar de gouaches, aquarellen, de grote schilderijen
in acryl bij. De tekenleraar Van der Spoel begeleidt de eerste schreden,
de rest is eigen bevinding. Rond 1957 tekenen zich de contouren van een
ramp af: Duvekot wordt verdreven uit het zeehuis. De onzalige stormen
van 1953 trekken hun spoor. De Deltawet eist verbreding en verhoging
van de zeedijk. Pal achter de vertrekkende Duvekot verdwijnen huis en
atelier, worden de ruiten stuk geslagen en gaat een wereld aan flarden.
Slopers 'mie ulder kop in de knoei' spelen de onbarmhartige beul. De
Inlaag, de tuin en het bosje van Warren verdwijnen in het niet. Er zal
weinig tot niets overblijven, geen tastbare herinnering. Omzien in wrok?
Duvekot heeft het zien aankomen. Hij sneed rietpennen, voerde het pen
seel en tekende als bezeten zijn omgeving, zolang het kon. Het indruk
wekkende beeldverslag zal binnenkort, na bijna een halve eeuw, deel
uitmaken van de Zeelandia Illustrata, als hommage aan een karaktervol
deel van Beveland, als eerbetoon ook aan de respectvolle blik van de
kunstenaar.
men, Zuid-Beveland,
s/mangeldruk, 1938.
95