VAN MISSISSIPPI NAAR WESTERSCHELDE bluesavond toen De Piek in Vlissingen dreigde te verdwijnen. Daarnaast gaven we ook regelmatig concerten over de geschiedenis van de blues, zowel voor volwassenen als kinderen. We hebben, overal in Nederland, op de gekste plekken gespeeld. In café De Fanfare in Giethoorn, op het Ramschip de Schorpioen, zelfs op de lui fel van een lederwarenzaak in de Lange Delft in Middelburg. We traden op tijdens bluesfestivals, folkfestivals, jazzfestivals, countryfestivals en zelfs een skifflefestival. Soms voor een volle zaal, soms voor drie man. In het laatste geval is het belangrijk dat je ook voor jezelf kunt spelen, want van het publiek moet je het dan niet hebben. Optreden vergt een behoorlijke dosis discipline, die wij in de loop der jaren geleerd hebben op te brengen. Je moet je publiek altijd serieus nemen, volwassenen, maar zeker ook kinderen. Als je uitstraalt dat je in jezelf gelooft, dan word je ook voor vol aangezien. Nederlandstalig Na een optreden op een jazzfestival in Wageningen in april 2002 maakten we kennis met Job Zomer, de directeur van het label Munich Records. Hij feliciteerde ons met onze muziek en vroeg ons waarom we niet in het Nederlands zongen. Ik antwoordde daarop dat de muziek die wij speelden in het Engels behoorde te worden gezongen. Daar was hij het niet mee eens en hij moedigde ons aan om het maar eens te proberen. We dachten in eerste instantie dat hij een grap maakte. Maar toen we hem een maand later weer op een ander festival tegen het lijf liepen, vroeg hij: "En, hebben jullie al Nederlandse nummers?". "Maar wat wil je daar dan mee?", vroeg ik hem. "Een cd maken natuurlijk!", was zijn antwoord. Toen we beseften dat het hem ernst was, hebben we een prin cipe afspraak gemaakt. Ik zou eerst proberen een aantal Nederlandse liedjes te schrijven, daarna zouden we er een maand aan besteden om ze in te studeren. Het resultaat zouden we op een bandje zetten en opsturen. Het schrijven van Nederlandse teksten bleek mee te vallen, na twee weken had ik een paar liedjes geschreven. Het schrijven mocht me dan in eerste instantie niet zoveel moeite opleveren, het zingen vond ik daar entegen heel moeilijk. Na jarenlang in het Engels gezongen te hebben moest ik dat plotseling in mijn eigen taal doen. We besteedden er een paar oefenavonden aan en namen op een eenvoudige cassetterecorder twee liedjes op. Op zondagavond voor zessen deed ik het bandje op de post en de volgende dag had ik Zomer aan de telefoon. "Wanneer gaan we de studio in?", was zijn vraag. Natuurlijk waren we daar nog niet aan toe, er moest nog veel meer geschreven en gerepeteerd worden. Als onderwerpen voor de liedjes drongen zich automatisch allerlei zaken uit mijn naaste omgeving -de provincie Zeeland- op. Ik schreef teksten over de Westerscheldetunnel en de verdwijnende veerboten, de wolf van Walsoorden en de slavenhandel vanuit Zeeland. Dat laatste lied is de laatste tijd bijzonder actueel geworden. 188

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2002 | | pagina 190