De Odyssee
AN DE ZEE
Terug naar de jongen van toen. Op zoek naar drijfveren belanden we in
Papendrecht. 't Is 1974. Jan Schuurman Hess, achttien jaar, bezoekt er zijn
zoveelste middelbare school Op een dag moet de klas verplicht naar de bioscoop.
Macbeth, de film van Roman Polansky naar het gelijknamige toneelstuk van
Shakespeare maakt een onuitwisbare indruk. Zo begint het.
"Ik kende het stuk noch de schrijver want door de grote Odyssee langs
allerlei middelbare scholen had ik nog nooit van Shakespeare gehoord.
En toen heb ik die film gezien en dat vond ik zo overweldigend. De taal,
de vorm, prachtig! Ik ben meteen naar De Slegte gegaan in Rotterdam
want daar was de Engelstalige versie van het Verzameld Werk van
Shakespeare voor een tientje te koop. Ik las het in een ruk uit. En toen
dacht ik: dat wil ik ook, toneelschrijven. Dat is de vorm waarin ik me kan
uitdrukken. Vanaf dat moment was ook m'n raadsel geboren want ik
wist bij god niet hoe je toneelschrijver moest worden. Vanzelfsprekend
zou zijn, achteraf gezien, om eens bij een toneelschool aan te kloppen.
Toen kwam het gewoonweg niet in mij op; ik wist niet eens dat zoiets
als een toneelschool bestond. Een vriendje in die tijd wist een oplossing:
"Je gaat bij een krant werken, dan schrijf je ondertussen en dan kom je er
wel." Ik vond het een goed plan en koos voor een omweg."
"Bij de School voor Journalistiek werd ik uitgeloot. En omdat ik het te
benauwend vond om meteen bij De Dordtenaar te gaan werken, besloot
ik om een avondopleiding in Brussel te gaan volgen. Want ik wilde me
wel een beetje ontwikkelen. Vrij snel al werd ik stagiair-journalist bij dag
blad De Standaard. Aanvankelijk kreeg ik er geen poot aan de grond. Ik
moest telexen vertalen voor de redactie buitenland. Hans Muys, de toen
malige chef van die redactie, gaf me elke dag telexen in het Frans, Duits
of Engels en die moest ik dan vertalen. Letterlijk, naar mijn oordeel.
Tenminste, daar ging ik vanuit want niemand zei iets tegen me. Als ik
m'n tekst af had dan verfrommelde mijn chef het papier tot een prop, die
hij vervolgens in de prullenmand gooide. Zonder iets te zeggen! En dan
kreeg ik weer nieuwe berichten. Mijn bureau stond naast de ingang van
de w.c.. Alleen als de dames en heren gingen plassen zeiden ze een kort
hallo. Dat was verschrikkelijk; een uithoudingsproef die ik later wel
vaker heb moeten doorstaan. Op een gegeven moment kreeg ik vier ver
schillende telexen over de Dalai Lama. Ellenlange verhalen. Toen dacht
ik: dit doe ik niet meer. Ik lees ze en ik maak zelf een artikel op basis
van die teksten. Ik lever het in en wat gebeurt er: Muys steekt z'n duim
omhoog en de volgende dag staat mijn stuk in de krant! Toen wist ik hoe
het moest.
Daarna ging het heel snel. Ik mocht al gauw reportages maken en ook
dat was lastig. Een Nederlander in Vlaanderen, dan weet je het wel. Mijn
eerste echte reportage ging over een man uit Oud-Heverlee, even ten zui
den van Leuven, bij wie midden in de zomer een ijsklomp in de tomaten-
tuin was beland. Zomaar uit de lucht komen vallen! Nou, hij sprak alleen
110