Het Zeelandbeeld
in de gedichten
van Hans Warren
ANDREAS OOSTHOEK
Ik wil geen paradijs
dan deze lage velden
In den verre vreemde, in jachtige steden - met zicht op de wereld -
verlangt hij naar de bleke bietenvelden, het vette laagland, de jagende
wolken boven de eilanden, het verstormde landschap, vogelvluchten,
kruiden en gras.
Onder het bruisend blad van scheefgewaaide populieren - met zicht op
de volgende dijk - is er de fascinatie van oude culturen, zengende woe
stijnen, de fonkelende ogen van kabylen, de zang van de gamelan en
tussen licht en duister de lokroep van de grootstad.
Op 20 oktober van dit jaar 2001, in de spannende onbalans van leven,
liefde en lot, werd Hans Warren tachtig. In zijn spoor: een groeiende
reeks dagboeken, novelles, een roman, vertalingen, essays, vijftig jaren
- sedert 1951- letterkundige kronieken en kunstbeschouwingen voor en
in de Provinciale Zeeuwse Courant. Het hoort bij het schrijversbegrip
Warren, de delen van een geheel, de markante trekken van een gezicht.
In de kern daarvan staat de dichter Hans Warren, een eenling a rebours
temidden van stromingen en actualiteiten. Zijn poëtisch oeuvre is reeds
in dundruk verschenen. Het zal aangevuld worden met zijn gedichten
uit de nieuwe tijd die verworvenheden sublimeren en nadere verten
ontsluiten.
De honderden gedichten vinden bedding in geliefde thema's: de klassie
ken, het Oosten, liefde en ontrouw, de hoogtepunten van muziek en
schilderkunst, de natuur, vogels, wondende schoonheid en groots verval.
Steeds is er, om het behoud der eenzaamheid, de geboortegrond, het land
entre deux mers, Zeeland in keer en wederkeer.
103