Een mooie dag voor mosselen. - ÉBC%. ^TÉ VAREN MET DE ARM 22 De rol die vissers in de Bijbelse verhalen en gelijkenissen en in andere religieuze verhalen vervullen, alsmede in sagen en legendes, hebben aan de vissers een onvervangbare plaats gegeven in ons culturele erfgoed. Recenter heeft een toneelstuk als Op Hoop van Zegen invloed gehad op de plaats die de visserij in ons collectieve geheugen inneemt. De vele volksliederen en smartlappen gewijd aan het werken op zee, met daar onder de onbetwistbare topper aller tijden De klok van Arnemuiden, hebben aan de visserij een melodramatisch tintje gegeven, waardoor het geromantiseerde beeld van de visser in de maatschappelijke appreciatie andere traditionele beroepen als boer, herder, matroos of soldaat verre achter zich laat. Al deze veelsoortige culturele uitingen hebben door de eeuwen heen veroorzaakt dat het beroep van visser een onuitwisbare diepe indruk op de samenleving heeft gemaakt. Een maatschappelijke indruk die het economische belang verre overstijgt. Zolang Zeeland bewoond is geweest, is er gevist. Bovendien heeft de visserij zich in deze streken dynamischer ontwikkeld dan men in het algemeen aanneemt. Werd er eeuwen geleden op haring gevist en leert iedere scholier dat het haringkaken door Willem Beukels van Biervliet omstreeks 1400 is uitgevonden, aan het einde van de 16e eeuw is deze vorm van visserij uit Zeeland verdwenen. In de 17e en 18e eeuw ontwik kelde de mosselvisserij zich vooral op de door de zee heroverde gebie den, zoals op het Verdronken land van Zuid-Beveland en in de omgeving van Axel en Terneuzen. Mosselvissers woonden ook in Reimerswaal; zij vestigden zich in Tholen toen deze plaats verloren ging. Omstreeks 1870, zo kunnen we in de Encyclopedie van Zeeland lezen, stelde de Neder landse Maatschappij ter bevordering van de Nijverheid een aantal onder werpen aan de orde, die voor de Zeeuwse visserij van groot belang waren. Mosseldag in Yerseke. (foto: Gees R. Gmelich Meijling van Hemert 18

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2001 | | pagina 20