DE ZEEUWSE VERDRONKEN DORPEN
ming van Valkenisse als eerste ter hand te nemen. Nadat de voorberei
ding van de bescherming in 1999 was gestart kwamen in dat jaar de
resten van bovengenoemde dijk te voorschijn en is de omvang van het
te beschermen gebied zodanig vergroot dat ook deze resten erbinnen
kwamen te liggen. Vervolgens is de beschermingsprocedure in het voor
jaar van 2000 in gang gezet en dit heeft geleid tot de definitieve aanwij
zing van het gebied als beschermd archeologisch monument per
15 januari 2001.
Unieke 'driekoningenkan'
uit Reimerswaal. Rood-
bakkende en witbakkende
klei, glazuur, slibkrastech-
niek en boetseerwerk.
Afgebeeld zijn de drie
koningen, Maria, twee
herders, een schaap, mar
grieten en een gezichts
masker met baard (baard
man). Datering 1350-
1450, h 29 cm. diam.
voet I I cm (Museum
Boijmans van Beuningen,
Rotterdam).
Cultuurcompensatie
Helaas is door deze wettelijke bescherming de erosie van het monument
niet te stoppen. Vastgesteld is dat deze erosie de laatste jaren nog in in
tensiteit toeneemt, waaraan de verdiepingswerken in de Westerschelde
mogelijk ook een bijdrage leveren. Een feitelijke bescherming van het
gebied vereist het treffen van 'fysieke' maatregelen die de erosie tegen
gaan en doen ophouden. De meest voor de hand liggende voorziening
lijkt de aanleg van een leidam of strekdammen te zijn, die de eroderende
stroming van de kust weg zouden leiden. De gelegenheid doet zich voor,
dat zo'n bescherming gerealiseerd kan worden in relatie met de verdie
ping van de Westerschelde, in het kader van de daarbij behorende natuur
compensatie. Voor deze compensatie zijn zowel binnendijkse als buiten
dijkse projecten geselecteerd, maar van de buitendijkse projecten zijn er
een aantal niet realiseerbaar gebleken. Hierdoor is het mogelijk geworden
het Schor van Waarde toe te voegen aan
het natuurcompensatieprogramma,
waarbij via een integrale aanpak niet
alleen een ontwikkeling van de natuur
waarden maar ook een bescherming
van de cultuurhistorische waarden
bereikt kan worden.
Het provinciebestuur van Zeeland
hecht er grote waarde aan dat op
deze manier het archeologisch
monument voor toekomstige
generaties behouden kan blijven.
Gezien de zeer hoge cultuur
waarden van het archeologisch
monument is het zinvol om bij
de verdieping van de Wester
schelde in dit geval niet alleen
aan natuur-, maar ook aan
cultuurcompensatie ten behoeve
van behoud te denken. Immers:
cultuurhistorische resten hebben
nooit het vermogen om zichzelf te
herstellen of te ontwikkelen.
200