KUNSTSCHILDER RUDOLF HAGENAAR
"Zeker, dat is een factor van betekenis. Dat je verrast wordt op elk
moment van de volgende stap die je doet. Die is, wanneer het goed gaat,
niet te voorzien. Vanwege het samenspel tussen verstand -afstandelijk
heid zou ik bijna zeggen- en gevoel, de emotie die in zo'n werk sluipt.
Zonder dat je daar bewust op werkt. Dat sluipt binnen. Ik heb vaak hele
schilderijen omgebouwd om ze te reduceren tot de meest pregnante
vorm die ik ze kon meegeven."
"Ik doe verschrikkelijk m'n best om een vlak plat te laten liggen en om
de diepte in te werken. Op een gegeven moment, wanneer het schilderij
voltooid is, dan verlangen ze van je dat je daar je naam op zet. Weg is
het platte vlak. Ik vind het net zoiets als krabbelen op een muur. Graffiti.
Nee, het liefste zou ik m'n schilderijen signeren op de achterkant.
Maar ja, dat willen ze natuurlijk niet..."
Het ding-mens
De schilder wordt meestal geïnspireerd door het licht. Voor iemand die de weg
kiest van de plasticiteit is dat licht belangrijk. Het is een element dat samen met
kleur en de vorm voor een groot deel het schilderij bepaalt.
"Die plasticiteit is een keuze van mij. En een moeilijke. Het is namelijk zo
dat de hele natuur geen rechte lijn kent. Als je begint met te aanvaarden
dat alles wat werkelijk meetkundige vormen heeft menselijke scheppin
gen zijn, dan leer je op die manier de natuur bekijken.
Ik ben geboeid door de mens. Het is een fascinerend wezen. Maar het
gaat me niet om z'n ziel, het gaat mij om z'n uiterlijk, z'n vorm: het ding-
mens. Ja, dat is wat me boeit. En hun samenhang want twee van deze
ding-mensen roepen altijd een verhaal op. Je kunt geen twee mensen bij
elkaar zetten zonder dat ze wat uitbeelden, zonder dat ze ideeën bij je
wakker roepen, zonder dat je denkt: wat zijn ze aan het doen en waarom?"
"...Het is eigenlijk wel grappig. Uiteindelijk was ik liever beeldhouwer
geworden dan schilder. Ik heb zelfs een poging daartoe gewaagd. Ik heb
tijdens mijn opleiding tot tekenleraar les gekregen van de echtgenote van
een beeldhouwer. Die beeldhouwer zei tegen me: je kunt het wel doen
maar hou er rekening mee dat je hele atelier vol dure beeldhouwwerken
komt te staan die je van je leven niet verkoopt. Daar schrok ik wel een
beetje van. En aangezien ik toch schilderde -ook toen- dacht ik: dan blijf
ik maar rustig schilderen. Nu ben ik een schilder geworden met z'n hele
atelier vol kunstwerken die niet verkocht werden. Het nam in elk geval
minder plaats in...
Om nu achteraf te zeggen: was ik dan maar beeldhouwer geworden...
Ach, dat zie ik niet zo zitten. Ik ben volmaakt tevreden met de keuze
schilder te zijn geworden. Wat ongetwijfeld het geval is, is dat bepaalde
plastische ideeën in mijn schilderijen zijn geslopen. Die misschien óók
wel het oog voor beeldhouwkundige schoonheid oproepen."
137