D A N I I JAN PIETER BRUINOOGE ging en daarmee werkgelegenheid te stimuleren. Rien Verburg, de toen malige directeur van het Zeeuwse Economisch Technologisch Instituut (ETI), internationale autoriteit op het gebied van de regionale ontwikke ling (zijn boek Nederland in de Europese ruimte was jarenlang verplichte literatuur voor economie- en geografiestudenten), werd bij de sluiting van de Veersegatdam in 1961 door de toenmalige commissaris van de Koningin De Casembroot als Delta-Boy aan Koningin Juliana voorge steld; sindsdien is het begrip 'Delta-Boys' een aanduiding van de mensen die in die tijd de voortrekkers waren van de economische vernieuwing en daarmee sociale verandering van Zeeland. In eerste instantie waren dat de leden van de werkgroep Deltazaken, bestaande uit de directeuren van het ETI, de Provinciale Planologische Dienst, Provinciale Waterstaat, Stichting Zeeland en de griffier. Later ging dat imago ook over op ande ren. Toen in 1962 de autodidact Kaland als lid van de CHU gedeputeerde werd, zag deze in dat met name de ligging aan diep vaarwater van een industriegebied bij Vlissingen voor de industriële ontwikkeling van Zeeland van eminent belang kon zijn. Ad Kaland was vanl962 tot 1978 gedeputeerde met vergelijkbare portefeuilles als die van Daan Bruinooge. Daan: "De bestuurlijke moed van Kaland om zo'n havengebied in Vlissingen in één keer uit te leggen, daar heb ik nog steeds diep respect voor. Dat bracht overi gens dat grondbedrijf teweeg hè". In die tijd vestigden zich chemische en metallurgische industrieën in de Zeeuwse havengebieden. Als eerste in 1963 chemiegigant Dow in Terneuzen. Die vestiging is een enorme impuls geweest voor de indu striële ontwikkeling van Zeeland. Ook thans, anno 2000, is dat weer het geval, nu Dow daar de nieuwste generatie krakers bouwt. Daardoor wor den andere industrieën aangetrokken, die rechtstreeks de Dowproducten met een minimum aan logistieke kosten afnemen. Downstreamactiviteiten noemen ze dat. Terneuzen, meer bepaald de Kanaalzone, was overigens al een oud industriegebied met o.a. agro- chemische industrieën (suiker, kunstmest), cokes en de naoorlogse vesti ging van Philips. Na Dow volgden in de jaren zestig en zeventig Elopak, Air Products en Broomchemie. In Vlissingen ging het om de Koninklijke Schelde in 1964, Biliton of M&T in 1967, Hoechst in 1968, Pechiney in 1971, mede onder invloed van de bouw van de kerncentrale die goed kope stroom kon leveren, de N.V. Haven, Total, Heerema. De jaren zestig en zeventig kenmerkten zich nog door de gedachte dat de bomen tot in de hemel zouden groeien. Veel bedrijven kochten niet alleen grond voor hun vestiging, maar namen tegelijk optie op flinke stukken aangrenzend gebied. Als voorbeeld kocht Hoechst 100 hectare en nam optie op nog eens 300 ha. In de tweede helft van de jaren zeventig werd het echter stil en bleef het lange tijd stil. Dat werd enerzijds veroorzaakt door de internationale ontwikkelingen, anderzijds door de gevolgen van een begrotingspolitiek. Internationaal gezien kwam er een geduchte klap na de oliecrisis van 1973-'74. Bovendien deden de multinationals hun naam eer aan door te globaliseren, nog voordat de term in ons taalge bied doordrong. Tal van grote bedrijven zetten onderdelen van hun pro- 90

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 92