DANIËI JAN PIETER BRUINOOGE "ja, hij ging te ver, maar hij wist precies hóe ver hij te ver moest gaan". Het staat te lezen in een uitstekend interview van Ben Jansen met Daan Bruinooge in de rubriek "Persoonlijk" van de zaterdagbijlage van 5 februari 1994 in de PZC. (Soms is het jammer dat een krant een eendags vlieg is!). Uit dezelfde bron een metafoor van Van der Doef, toen burge meester. "Hij vergeleek Bruinooge met een jongleur in het circus, die tientallen borden op stokken laat ronddraaien. Valt er eens een kapot, dan vestigt de jongleur de aandacht snel op de vele borden die nog prachtig ronddraaien". School er, ofschoon partijgenoot, niet iets van kri tiek en jaloezie in die opmerking van de burgemeester? Maar ja, de eerste viool was dan ook niet voor hem weggelegd. Bruinooge had dat goed gezien: de burgemeester zit niet daar waar de kaarten geschud en getrok ken worden. Zeker niet in het Vlissingen van Daan Bruinooge en zijn opvolgers. Dat kan soms pijn doen. Havenregent Er was al eerder aan hem getrokken om een provinciale bestuurderszetel te bezetten. Dat was op een moment dat Daan het verstandiger vond om nog een periode in Vlissingen te blijven. Maar toen hij voor de tweede keer de mogelijkheid kreeg om gedeputeerde te worden liet hij die kans niet onbenut. Sterker, door zijn politieke vakmanschap wist hij dat hij met de voorzitters van de CDA- en de WD-statenfractie een gesprek moest aangaan om van tevoren redelijk zeker te zijn van de portefeuilles die hij zou gaan beheren. Belangrijke moesten het worden. Met Econo mische Zaken inclusief het Havenschap, thans Zeeland Seaports, Finan ciën en Personeelszaken kreeg hij de meest cruciale touwtjes in handen. Het leukst is het om met Daan over havenzaken te praten. Het moet gezegd, hij hééft er wat van gemaakt! Natuurlijk worden zijn successen gerelativeerd door tegenspelers in het politieke krachtenveld. Natuurlijk is het ook waar, dat hij het economisch tij mee heeft. Maar wie is er uit eindelijk politiek verantwoordelijk voor dat het grondbedrijf zodanig gesaneerd is, dat er succesvol met gegadigden voor de haven onderhan deld kon worden? Niemand kan het ontkennen: dat was Daan Bruin ooge. Laten we die geschiedenis even ophalen, dan wordt het belang van de operatie vanzelf duidelijk. In de jaren zestig en zeventig werd de haven van Vlissingen opgezet als industriehaven. Die van Terneuzen was dat al, maar kreeg een sterke impuls. Het naoorlogse Nederland zocht na zijn verlies van de koloniën en uittocht van arbeidskrachten uit de landbouw welvaart en werkgele genheid in de aantrekking en ontwikkeling van industrie. Het succes daarvan werd mede ingegeven door de Europese samenwerking, aan vankelijk in de EGKS, de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, later uitgebreid tot EEG (Europese Economische Gemeenschap) en EG. Het is in Zeeland de tijd van 'na de Ramp'. De zogenaamde Delta-Boys hadden het voor elkaar gekregen dat Zeeland als economisch ontwikke lingsgebied in aanmerking kwam voor rijkssubsidies om industrievesti- 89

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 91