DANIËI JAN PiETER BRUINOOGE Vlissinger Daan Bruinooge is een echte Vlissinger. Zo voelde hij dat al toen hij naar zee ging, en zo is dat gebleven en versterkt nadat hij terug was aan de wal. In Vlissingen voelt hij zich thuis. Toch is hij er niet geboren. De Bruinooges komen uit Wemeldinge. Daan is er op 21 januari 1941 geboren. "Negen maanden na het begin van de oorlog", rekent hij voor. Hij was de oudste. Zeven jaar was hij enig kind. Daarna werd er nog een zusje geboren. "Mijn zussie"zegt hij met enige tederheid. Zij herinnert zich hem als haar grote, zorgzame broer. Dat is hij eigenlijk nog steeds. De eerste twaalf jaar van zijn leven bleef hij in het dorp aan de westkant van het Kanaal door Zuid-Beveland. Kleuterschool. Lagere school. Spelen bij de sluis en aan de waterkant. Zichzelf leren zwemmen in het kanaal. Scheepsgeluiden. Beelden van binnenschepen en parlevinkers. De geuren van zout water, van het slik bij eb, van de motoroliedampen en van ijzer, touw, taan en roest zijn toen in de chemie van zijn hersenen gekomen. Ze zijn er nooit meer uit verdwenen, opgeslagen in een reservoir van herinneringen en oude emoties. Zijn vader was een middenstander. Handelaar in radio's en fietsen. Vooral handelaar. Later, in Vlissingen, werden het tweedehands auto's. Is 1953 voor Zeeland het jaar van 'de Ramp' en wordt de Zeeuwse ont wikkeling gekenschetst door 'van vóór en van na de Ramp', voor Daan Bruinooge is 1953 vooral het jaar van de verhuizing naar Vlissingen. Zo toevallig als een geboorte is, zo toevallig was de verhuizing naar Vlissingen. Daans vader verkocht zijn zaak aan een Vlissinger en kon daarom een woning in Vlissingen krijgen. Zo ging dat in die jaren van woningnood. Was het aan een ondernemer uit Bergen of Roosendaal geweest aan wie hij zijn Wemeldingse handel had overgedaan, Daan zou op het Brabantse zand terecht zijn gekomen. Maar nee, het bleef de Zeeuwse klei, en wat meer is, de waterkant. Omdat zijn goede cijfers van de lagere school dat uitwezen, was uitgemaakt dat Daan naar de H.B.S. zou gaan. Dat werd dan meteen maar Vlissingen, hoewel de verhuizing voor een paar maanden later was voorzien. Die maanden logeerde Daan bij een tante in de Gravestraat. Hij was twaalf toen. Absoluut geen bra- vourejongen, zoals sommigen misschien zouden denken. Eerder timide. Het was ook een hele overgang van dat aardige Zuidbevelandse dorp tussen de fruitboomgaarden en de kanaal- en Oosterscheldedijk naar de voor dorpse kinderbegrippen grote stad, de arbeidersstad tussen de scheepswerf en de zee, waar het dagelijkse ritme bepaald wordt door de stoomfluit van De Schelde: tien voor acht, vijf voor acht twee keer, acht uur, kwart over twaalf, vijf voor half een, tien over half een twee keer, kwart voor een, kwart voor vijf. Je kunt er de klok op gelijk zetten. Nog steeds. Toen, in 1953, zal Daan niet vermoed hebben dat hij zelf 47 jaar later een hoofdrolspeler zou zijn in de voortzetting van dat ritme door het behoud van de werkgelegenheid op die scheepswerf en dat hij daarbij een dankbriefje zou schrijven aan de minister van economische zaken, dat hij dan mag aanheffen met "Beste Anne Marie". Tussen dit briefje en Daans komst naar Vlissingen ligt een leven. 82

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 84