DE LAATSTE WEERVISSERS jaar bedroeg. Maar daar zaten jaren tussen waarin niet meer dan 500 kilo werd gevangen (1903) en jaren waarin 400.000 kilo ansjovis in de fuiken van de weervissers terecht kwam, zoals in 1931. Bij de familie Van Dort kunnen ze er over meepraten: "Mijn vader begon voor z'n eigen in 1927. Maar hij ving dat eerste jaar helemaal niks. Gewoon omdat er geen ansjovis kwam. Toen zei opa: 'Probeer nog maar een jaar.' Het jaar erop ving hij wéér niks. Dus vader zei: 'Ik zal er mee moeten stoppen, want ik kan zo m'n huishouden niet betalen.' Ja, hij had toen al een gezin met een paar kinderen. Maar opa zei: 'Probeer het nog één jaar. Dan schiet ik wel bij.' Dus toen was het 1929. Nou, in dat jaar is er ontzettend veel ansjovis gevangen... Toen was vader er in één keer bovenop. Toen kon hij opa terugbetalen, hij kocht een huis en een nieuwe boot en zette er een motortje in. Toen kon hij ineens alles. Maar dat kwam ook omdat de ansjovis intussen óp was na die twee slechte jaren. Want er werd mee gespeculeerd door kooplieden, die de vis opsloegen in een veem in Amsterdam. Maar na die twee magere jaren hadden ze bijna alles verkocht. Nou toen wilden ze er in '29 wel voor betalen hoor! Daarna kwamen 1930 en 1931 en dat waren ook heel goeie jaren, vooral 1931. Maar ja, toen zakte de prijs natuurlijk wel." Nu moet de vis in de fuik zitten. De fuikopening gaat omhoog, ontsnappen is uitgesloten. 57

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 59