DE LAATSTE WEERVISSERS nou dag of nacht was, bij eb waren we er. Dat begon zo in mei en eind juli was het weer afgelopen, want dan verdwijnt de ansjovis naar zee. Tegenwoordig gaan we er met een stalen roeiboot (met motor) naar toe. Want dan kunnen we onze grote boot zó wegleggen dat hij vlot blijft bij eb. Dan varen we met de kleine boot vol vis naar de grote boot, we halen de vis aan boord, spoe len ze en doen ze in kisten en dan varen we naar huis. Want we liggen nu aan de sluis in de Oesterdam en daar kun je altijd komen. Dat scheelt ons natuurlijk uren. Vroeger was het altijd maar wachten, wachten...". Als de vissers vroeger bij opkomend tij afmeerden in de haven van Bergen op Zoom, zetten ze hun manden met keurig gesorteerde vangsten op de kaai en gingen slapen. En terwijl ze sliepen werd hun vangst ver kocht. Dat gebeurde sinds 1897 zo, want in dat jaar kreeg Bergen op Zoom een vismijn. Vóór die tijd verkochten de vissers de 'omvis' thuis: "Je had hier een afslag aan de Zoutkeet. Daar kwamen geen handelaars, maar gewoon de inwoners van Bergen. En die kochten daar een zootje vis. Ze gooiden tien makrelen op een schaal en dan iverd dat afgemijnd door de mijnmeester. Hij begon bijvoorbeeld met één gulden vijftig en dan zo met één cent naar beneden. De vismijn begon 's morgens om 9 uur. Iedere visser had een eigen boek en daar werden de verkopen in genoteerd door een man die naast de mijnmeester zat. Zo in de trant van 'een daalder voor Van Dort voor een zootje bot'. En op 't laatst van de week werd er afgerekend. Wij waren daar zelf nooit bij; wij waren bij voorbeeld 's nachts om 3 uur aan de wal gekomen, hadden de vis bij de mijn afgezet en waren naar bed gegaan. We moesten natuurlijk een paar percent -or en schoonzoon Henk waden de visserij in. 53

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 55