JOHAN WILLEM WEUG ling personeelszaken niet erg op prijs gesteld en toen een poging hem op te pakken mislukte, werd hij ontslagen. Oneervol naar ik aanneem. Dus moest Weug als een van de eersten van De Schelde onderduiken. Onderduikadressen bestonden toen nog nauwelijks, dus dook Weug onder bij de hopman van de padvinders C.S. Luitwieler, die verzeke ringsagent was bij de R.V.S. Luitwieler woonde in de Scheldestraat, tezamen met mevrouw Stroo-Schot en haar dochter Mien. Het was geen ideale situatie, omdat Weug alleen 's avonds naar buiten kon als de men sen die hem konden signaleren in het geheim naar Radio Oranje zaten te luisteren. Die zouden hem niet verraden, maar als bekenden zouden weten dat hij bij Luitwieler ondergedoken zat, dan zou het wel eens als een lopend vuurtje door de stad kunnen gaan, en dat was wél gevaarlijk! Hij werd daarom op uitgerekend dat uur 'gelucht' temidden van een groepje padvindersvrienden. In het verzet Als vanzelf werd Weug lid van de verzetsgroep Luitwieler, die zich hoofdzakelijk bezighield met het verzamelen van inlichtingen over Duitse troepen en versterkingen op Walcheren. Samen met anderen uit de top van de provinciale padvinderij, zoals P.C. Quant in Goes en Sturm van de groep Van Beest in Middelburg, vormden zij een tak van de G.D.N., de Geheime Dienst Nederland. Weug heeft nog van Van Beest leren schieten in diens kelder. Toen Van Beest tijdens zijn arrestatie bij een vuurgevecht met de Duitsers werd gedood, besloten Weug en Luitwieler hun verzetswerk voortaan onge wapend te verrichten. De padvinderij beschikte alleen over verouderde stafkaarten uit 1922. Dat was om spionage te voorkomen, maar het werkte nu in het nadeel. Deze kaarten moesten worden bijgewerkt, nieuwe wegen verkend en de Duitse verdedigingswerken ingetekend. Die bijgewerkte kaarten gingen per koerier naar Eindhoven, waar ze op microfilm werden gezet en naar Engeland werden gestuurd. Wie had ooit kunnen denken dat alle vaar digheden die Weug bij het spel van het verkennen had geleerd, nu zo bijzonder goed van pas zouden komen? Ondertussen hield hij genoeg tijd over om zich door zelfstudie verder in zijn vak te bekwamen. Bij een landelijk tussenexamen van de PBNA in Arnhem werd hij apart genomen en hem gevraagd of hij was ondergedo ken. In dat geval hoefde hij geen cursusgeld te betalen en kreeg hij het lesmateriaal via een tussenpersoon toegestuurd. Er waren dus goede Nederlanders, maar er waren ook foute. F.C. Quant uit Goes werd door een overbuurman verraden, op 10 mei 1944 opgepakt en een paar maan den later in Vught gefusilleerd. Het devies "Wij zijn bereid" kon soms grote offers vragen. De schrik in huize Luitwieler was groot, maar het Godsvertrouwen was groter. Quant sloeg niet door en Luitwieler bleef op zijn post. Dan vertelt Weug een merkwaardig verhaal. In 1942 kreeg Luitwieler een 196

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 198