DE TOEKOMST VAN HET LANDSCHAP landschap. Met name de polder Schouwen was vóór 1953 een oorspron kelijk oudlandgebied, gedomineerd door kavelgrensbeplantingen. Nadien bepalen wegbeplantingen het landschapsbeeld. De Prunje is een duidelijk grootschalig open gebied op Schouwen. De scheiding tussen Schouwen en Duiveland maakt door de aanwezig heid van een reeks globaal noord-zuid lopende dijken, die bij Zierikzee samenkomen, een meer besloten indruk. Het gaat om relatief hoge dijken die overigens overwegend niet zijn beplant. Het besloten karakter wordt versterkt door de aanwezigheid van het bosrijke gebied Schuddebeurs met zijn buitenplaatsen en villa's tegen een groene achtergrond. Duiveland kent nu eens beplante dan weer onbeplante wegen. Hierdoor en door kassenbouw rond Sirjansland heeft dit deel een weinig gestructu reerd karakter. De westkant, de noordrand en de oostkant van Schouwen zijn verdicht met veelal enkelzijdige wegbeplantingen. Staatsbosbeheer was, in de persoon van landschapsarchitect Roel Benthem, verantwoordelijk voor het na de ramp uitgevoerde landschapsplan voor Schouwen-Duiveland. Naar aanleiding van de vaststelling van een nieuw plan voor de beplantingen in 1987 zei hij in een interview onder andere: We hebben toen gekozen voor veldiep en meidoom. Ja, nu klinkt dat natuurlijk onwaarschijnlijk, maar los van de iepenziekte is de veldiep geweldig geschikt... Het plaatmateriaal dat is gebruikt is van goede herkomst. Bij Walcheren is van alles geplant. De Nederlandse kwekers hadden toen nauwelijks inheems bosplant soen. Die markt is pas na Walcheren ontstaan. Voor Walcheren is er zelfs plant- materiaal uit Hongarije en Italië gehaald. Misschien is daar toen de iepenziekte vandaan gekomen. Op Schouwen zijn de wegen meestal enkelzijdig beplant. 131

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 133