DE TOEKOMST VAN HET LANDSCHAP gen vanaf de Middeleeuwen hadden plaats rond de oude eilandkernen. De polders Walcheren, Schouwen, De Breede Watering Bewesten Yerseke, de Polder Hoedekenskerke, de Baarlandpolder en de Malland- polder (Poortvlietseweihoek) zijn het belangrijkste oudland. Veel oudland heeft na de ramp van 1953 zijn oorspronkelijk karakter ver loren. Dit geldt met name voor Schouwen, de Polder Hoedekenskerke, de Baarlandpolder en de Mallandpolder. Op Walcheren was de inundatie gedurende het laatste oorlogsjaar de oorzaak van de ingrijpende verande ringen. De Yerseke Moer is in feite het enige oudlandgebied dat zijn oorspronkelijk structuur vrijwel ongeschonden heeft bewaard. De overige polders zijn als bedijkingen tegen het oudland tot stand gekomen. Ze staan te boek als de nieuwlandgebieden. Na de inundatie van Walcheren en de ramp van 1953 heeft men er niet voor gekozen de oorspronkelijke landschappen met de bijbehorende beplantingsstructuur te herstellen. In de historische situatie kwamen in de oudlandgebieden op de hogere delen (de kreekruggen) vrijwel alleen kavelgrensbeplantingen voor, voornamelijk in de vorm van meidoorn hagen. De ontwatering van de lager liggende poelgebieden was slecht zo slecht, dat grote stukken land hier vooral in de winter onder water stonden. Mede hierdoor kwamen er geen opgaande beplantingen voor. Ondanks de veranderingen door de herverkavelingen hebben veel oudlandgebieden een ten opzichte van het nieuwland afwijkende ver schijningsvorm. In vrijwel alle oudlandgebieden werden op grote schaal wegbeplantingen aangebracht, dikwijls met een besloten karakter van hagen. Deze wegbeplantingen hebben een duidelijk ander karakter dan de beplantingen in de nieuwlandgebieden, waar ze over het algemeen 127

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 2000 | | pagina 129