KONINKLIJKE ZEELANDIA
op en bakkers vochten erom om mee te mogen doen. De vraag over
trof de inschatting vele malen. Na zes weken was er een spontane
merkbekendheid van 85%! Bijna alle bakkers in Nederland hebben
destijds het Pandabroodje in hun assortiment opgenomen en in januari
1999 was er al circa 6 miljoen gulden aan het WNF overgemaakt!
Uiteraard heeft Zeelandia daar zelf ook van geprofiteerd. Maar het
profijt van deze publicitaire toevalstreffer valt in het niet bij de grote
doorbraak van de onderneming van de oude HJD. Die kwam in de
jaren dertig, toen zijn zoon MD via een makelaar in oliën en vetten
in contact kwam met ene Van den Dorpel uit Scheveningen.
Succes met een emulgator uit Denemarken
Van den Dorpel was een technicus, die als zelfstandig intermediair
optrad tussen Einar Viggo Schou - een Deen die een emulgator had
ontwikkeld en daarop patent had - en bedrijven, die deze emulgator
konden toepassen. Schou had al in 1907 koeltrommels voor de mar
garine-industrie ontworpen en in 1920 maakte hij een emulgator
voor de productie van margarine.
Van den Dorpel legde de connectie met
onder andere Van den Berg &Jurgens.
Toen Schou in zijn naar een oud, dertien
de eeuws landgoed vernoemde fabriek
Palsgaard in Juelsminde aan de Oostkust
van Jutland in 1930 een speciale emul
gator voor de bakkerijgrondstoffen uit
vond, werd het contact gelegd tussen
Van den Dorpel en M. Doeleman.
Zo kreeg Zeelandia toegang tot Deense
knowhow om een mengsel van olie en
water te maken.
Carlo en Zea
Destijds was het een nieuwigheid,
waarvan je de waarde moest schatten.
De technisch begaafde MD zag die direct
en wist zijn commerciële vader HJD
daarvan te overtuigen. Samen met Van
den Dorpel experimenteerde MD in
Zierikzee met de Deense emulgator om
een product te ontwikkelen, waarmee
bakkers hun bakplaten en -blikken
konden invetten. Dat product kwam er.
De combinatie van olie en water bete
kende een aanzienlijke reductie van het
vetgebruik. Het product werd Carlo
68