MOSSELARIJ IN PHILIPPINE de mosselhandelaars waren de reders van Philippine ook kweker, zodat zij altijd eerste keus hadden en met het beste product op de markt konden komen. 'Aontjes' De mosselhandel had de crisis van de jaren dertig goed doorstaan, maar nu eiste de Tweede Wereldoorlog zijn tol van het mosselbedrijf. Voor de voorgenomen invasie in Engeland eisten de Duitsers alle grotere schepen op en uit het buitenland werd bijna geen mosselzaad meer aangevoerd. De mosselen die desondanks op de banken tot wasdom waren gekomen konden niet worden geoogst, omdat ook voor de kleinere schepen geen stookolie beschikbaar was. De vissers van Philippine hadden echter nog steeds hun roeiboten en kleine zeilschepen. Ze zochten een alternatief voor de mosselen: kokhanen (kokkels), 'aontjes' in het plaatselijk dialect. In 1941 begon mossel kweker Ph. Wijnne met de kokhanenhandel. Kokkels waren een betrekkelijk nieuw artikel, hoewel het in Zeeuws-Vlaanderen en in België al veelvuldig op het menu stond. Nederlanders kenden en lustten de kokhanen niet, maar onder invloed van de voedsel- en eiwitschaarste kwamen ze toch in de gratie. De Nederlandse regering stelde de prijs aan de kweker/visser van een ton kokhanen voor de Nederlandse markt vast op 3.-. De Vlaamse handelaren betaalden echter 8,- per ton, zodat de kwekers liever met Vlaanderen dan met Nederland zaken deden. Omdat de bezetter ook baggermachines vorderde, werden haven en kanaal niet langer jaarlijks uitgebaggerd - zoals in de periode tussen beide oorlogen gebruikelijk was. Na de Tweede Wereldoorlog kwam het mosselbedrijf weer langzaam op gang. De haven en het havenkanaal werden weer uitgebaggerd, maar de steeds verdergaande inpoldering van de Braakman versnel de het proces van verzanding. Sommige inwoners van Philippine zagen de bui al hangen en namen hun maatregelen. Zij stichtten een nevenbedrijf: fruitteelt. Om de overgang mogelijk te maken werden cursussen in fruitteelt gegeven en steeds meer Philippiense kinderen gingen naar de landbouwschool. Afsluiting van de haven 'De Witte' noemden ze hem op het dorp waar iedereen een bijnaam heeft. 'De Witte' was kolenboer en mosselkruier. Nou ja, kruier. "We reden met de vrachtwagen met veertig ton mosselen naar Rijsel, Parijs en soms zelfs naar Marseille. Twaalfeneenhalve gulden per ton bracht dat op." Bijna iedereen had wel wat met de mosselen. "Dat is een tante van me, en dat zijn twee onkels. En de buurman, en twee neefs", zegt hij, wijzend op een foto van het lossen van de mossel schuiten. Iedereen kende elkaar in het mosseldorp. 157

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1999 | | pagina 159