ARTS ZONDER GRENZEN Zoo togen wij dus op pad, en het is jammer, dat daarvan nooit een foto is genomen; het geheel paste volkomen in de omgeving van de verwoeste steden en dorpen, die ivij vier dagen doortrokken. We detoneerden pas, toen wij drieëntwintig juni Zondag 's morgens over de Boul. Haussman peddelden, ik voorop met die kist achter me aan, en daarachter Annie met een breede Mexicaanse zonnehoed op, een fijn stel. Wij hebben in die vier dagen fietsen heel wat gezien: alles triest, vaak afschuwelijk, niet zoo erg als toen we in de vluchtelingencolonne meetippelden, want dat was een onvergetelijke misère! Ik herinner mij nog altijd als caracteriseering van die ellende een ouden boer die niet meer verder kon, omdat hij zijn beide hernia's (liesbreuken) met twee handen moest tegen houden en niet meer naar binnen kon krijgen. Elke hulp was daar momenteel uitgesloten, want de radicale oplossingen bestonden niet bij het meedoogeloos avanceeren der colonne. Een andere ellendige herinnering is die aan de in de verlaten auto 's achtergelaten honden die trouw op hun meester zaten te wachten, die nooit op zou dagen. Op een weggedeelte waar wel dertig auto's langs den weg lagen zagen we drie of vier van die ongelukkige trouwe slachtoffers en toen ik, vanuit Quend een week later de plek weer passeerde, zaten de honden er nog, hun plichts gevoel met schor geblaf tot uiting brengend. Wat ons op weg naar Parijs het meest getroffen heeft is niet de groote verwoesting, maar waren de verhalen der enkele achtergeblevenen, over de paniek die alle burgemeesters, wethouders, gendarmes, verpleegsters in sommige plaatsen hun plicht had doen vergeten, zoodat de hospitalen vol zieken aan hun lot waren overgelaten. Wat ontbroken heeft was laflamme et lafoi [geestdrift en zorg]. Bij een groot deel der jongere soldaten was dit ook het geval. Aangetast door degeneratie en slapheid, zooals die in dit land, meer dan ergens anders, alle lagen der bevolking hebben aangetast. Natuur lijk niet unaniem, getuige de tal van locale uitzonderingen, waarvoor wij ook vol bewondering den hoed hebben afgenomen. In Grand-Villiers overnacht ten wij de tweede nacht in een hospitaal waar een heroieke bejaarde dame, ex leerares, de orde handhaafde en de voedselvoorziening regelde van de 250 personen die door doktoren en verpleegsters, nota bene religieuses, in den steek waren gelaten. Zij ontvingen ons met open armen want de verban den van een paar geamputeerden waren al in een week niet ververscht en de stank was onbeschrijfelijk. De derde avond, de laatste sur la route, verliet ons goed gesternte ons nog steeds niet, want toen er onverwachts een onweer opkwam, en wij schuilden in een klein dorp, stonden we juist voor het verlaten hospitaal, waar we met onze dekens ons comfortabel voor de nacht inrichtten. De tocht was zwaar geweest, maar schilderachtig in het heuvelachtig terrein. En het weer was al drie dagen prachtig. Het had evengoed kunnen regenen! Ons voedsel was eenvoudig maar leverde in voldoende mate de noodzakelijke calorieën. Toch was de eerste lunch in Parijs een godenmaal. De meeste plaatsen waar we tusschen Quend en Parijs doorkwamen liggen meest voor driekwart in puin. Abbeville, Poix, Grand-Villiers, Beauvais, Beaumont. De cathedralen echter zijn vrijwel onbeschadigd en staan zonder- 136

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1999 | | pagina 138