ARTS ZONDER GRENZEN vol refugees uit België en Noord Frankrijk en werd door de Duitschers gebruikt als recreatieoord voor vermoeide soldaten, die er telkens een paar dagen kwamen uitrusten en zwemmen. Over de drie. en een halve week daar valt weinig interessants te vertellen. We waren er nogal afgesloten van de wereld, kregen weinig nieuws, zoodat wij nog op goede berichten hoopten toen de strijd al beslist was. Ik hield er twee maal per week spreekuur in een geïmproviseerde polikliniek, waar de inhoud van een langs de weg staande Roode Kruis camion was ondergebracht. Veel bijzonders leverde die praxis niet op van klinisch standpunt bekeken: eksteroogen was een der veelvuldig- ste ziekten. Het was natuurlijk alles gratis, maar toen een Duitsche soldaat met een zieke keel kwam heb ik hem als honorarium drie pakjes High Life afgezet. Er waren namelijk geen sigaretten meer te krijgen. 's Middags wandelde ik in de duinen, zandbergen en zandvlakten als in de Sahara en alleraardigste duinpannen met vijvertjes. De eenige medische emotie was het gevolg van een onverwachts luchtgevecht boven het strand. Een paar mitrailleurkogels drongen een villa binnen en doodden een Belgische dame, terwijl de dienstbode een schot in de schouder kreeg. Ik ben er langzamerhand populair geworden en kreeg toen ik ons vertrek aankondigde dringende verzoeken om er positief te blijven. Wij besloten pas te vertrekken toen we definitief wisten dat de weg 'vrij' was, dat wil zeggen Parijs in Duitsche handen. Ik kreeg toen van den militairen commandant die in een naburig kasteeltje zijn bureau had, een document waarin stond dat hij mij gelastte Quend Plage te verlaten en mij naar Parijs te begeven. De ontvangst bij deze Oberleutnant was uiterst beleefd. Ik heb altijd wanneer ik een autoriteit noodig had op mijn kaartje geschreven: President de la Société de Monaco, wat zichtbaar nut afwierp. De Oberleutnant noemde mij dan ook plechtig Hen President. Ik werd aan hem voorgesteld door een Leuvensche professor in de anatomie die met zijn vrouw als vrienden van den kasteelheer daar gastvrijheid genoot. De vrouw van den professor kreeg daar zelfs in die dagen haar eerste baby. Toen ik mijn document in handen had vroeg de commandant of ik er bezwaar tegen had een sigaret met hem te roken, wat ik na de ondervonden tegemoetkoming niet weigeren kon. Ik kreeg er nog een glas cognac bij, uit het kasteel en na het derde glaasje kwam ik in de goede stemming om hem van repliek te die- 2, nen. De professor en de commandant waren den geheelen dag zoo'n beetje op elkaar aangewezen en hadden een aardige modus vivendi om het pénibele van hun patriottisch antagonisme te ontwijken: zij behandelden het wereld gebeuren en de oorlogsberichten raillerend en verdeelden Europa en Azië onder elkaar. Toen wij over de waarschijnlijke Italiaansche eischen tegen Franschen spraken en de Duitscher als zijn mening te kennen gaf dat Corsica ongetwijfeld Italiaansch zou worden, zei de professor 'Aha, daar wachtte ik op. Ik zal u tot koning van Corsica benoemen.' 'Bitte', antwoord de de mof beleefd, 'ik hoopte juist op Java.' 'Dat dacht ik wel', aldus de professor, 'die kroon van Corsica is u niet groot genoeg. En dat terwijl ik uw behoefte om in Berlijn op een bruine troon te mogen zitten zonder morren aanvaard hebt.' Ik wees er den commandant op, dat Java wel het laatste land zou zijn waar hij zich gelukkig zou voelen, omdat de Duitscher 134

Tijdschriftenbank Zeeland

Zeelandboek / Zeeuws jaarboek | 1999 | | pagina 136